Tom Van de Voorde
laat zich in zijn vijfde dichtbundel vooral van zijn autobiografische kant
zien. Dat is misschien verwonderlijk voor een dichter die, zeker in zijn eerste
bundels, hield van taalbouwwerken, van ondoorzichtige beelden en het vers zag
als een soort van eigen, alternatieve wereld. Daarnaast was hij werkzaam als
literair vertaler van vooral Amerikaanse poëzie, vaak dichters die verhalende
elementen en verwijzingen naar de historische werkelijkheid in hun werk
centraal stellen. Het lijkt een soort van janusopstelling, met twee visies op
dichten die haast diametraal tegengesteld zijn.
In De elementen komen die twee gezichten van de dichter op een
bijzonder geslaagde wijze samen. Aan de ene kant kiest Van de Voorde voor
gedetailleerde observatie, voor precies gekozen beelden. Daardoor behouden zijn
verzen hun poëtische kracht en hun suggestieve meerduidigheid. Aan de andere
kant is deze poëzie opmerkelijk toegankelijk en rechtstreeks autobiografisch.
De lezer maakt kennis met de moeilijke relatie met de vader, die zijn bestaan
en dat van zijn zonen wil controleren tot over het graf. Die levensdagen vormen
de aanleiding voor een bezinning over de voorouders en de familiegeschiedenis,
een ingehouden verhaal van frustraties, dromen en niet ingeloste verwachtingen.
Van de Voorde legt dat bloot zonder in emotionaliteit te vervallen door op een
haast documentaire wijze beelden en scènes te registreren. Alle bombast is hier
weggevallen, maar de verschraling wordt gecounterd door indringende details.
Die
kwaliteiten worden nog intenser in de daaropvolgende reeksen waarin een
relatiebreuk uit de doeken wordt gedaan. Opnieuw gaat het niet om een
rechtstreekse confrontatie tussen twee partners of om een genadeloze emotionele
zelfanalyse. Integendeel, Van de Voorde kiest voor een omcirkelende beweging
waarbij wat gezegd wordt net een gigantisch stilzwijgen openbaart. Daardoor
krijgen deze gedichten een onuitgesproken tragische en bij momenten zelfs
bedreigende atmosfeer. De personages (met de jonge dochter die als het ware de
conflicten en de scheiding moet ondergaan) lijken uit een antieke tragedie te
komen, maar ze krijgen niet de traditionele centrale rol. Die functie wordt
overgenomen door de objecten in huis en door rituele kleine gebaren en woorden.
Poëzie krijgt daarbij de kracht van de suggestie, van het teveel of te weinig
dat veelzeggend is. De tweede helft van de bundel laat bovendien zien dat deze
persoonlijke situatie exemplarisch is, maar allerminst uniek. Andere figuren duiken
op, en het maatschappelijk engagement van de dichter weerspiegelt ook nu weer
zijn verlangen om de werkelijkheid naar zijn hand te zetten.
Het verhaal van deze bundel kent in zekere zin een open
einde, waar de toekomst opnieuw zin geeft aan het verleden en het recente
heden. In een reeks kortere, haast oosters aandoende verzen toont Van de Voorde
zijn lyrische kracht, met metaforen die inspiratie zoeken bij de oerelementen
uit de natuur. De dichter zoekt zijn energie alsof hij van een berg afdaalt om
uiteindelijk opnieuw in het dal, bij een menigte te belanden. Het zijn
weliswaar doorzichtige symbolen voor zijn geestelijke zoektocht, maar ze worden
hier op een uiterst indringende manier opnieuw tot leven gewekt. Die openheid
werkt bij de lezer louterend, maar sentimentaliteit is ver weg. Van de Voorde
heeft – men zou haast oneerbiedig zeggen, dankzij de persoonlijke problemen
waaraan hij ten prooi is gevallen – een toon gevonden die van deze bundel een
belangrijke gebeurtenis maakt. Is poëzie dan toch sterker dan het leven, de
wereld en de mens?
Tom Van de Voorde: De elementen, Querido, Amsterdam 2025, 95 p. ISBN 9789025318222.
Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan