In
Ludwig, de debuutroman van journaliste-columniste Jana Antonissen, blikt
de vertellende ik-figuur Mira Maselis terug op de periode dat zij in Berlijn
deel uitmaakte van het experiment dat werd opgezet door Ludwig von Sachsenheim.
Binnen het sociaal-artistiek experiment van de theater- en kunstgoeroe bestond
haar taak erin mensen te rekruteren die psychologisch onbegeleid waren en
bereid waren aan te sluiten bij de groep getrouwen die Von Sachsenheim rond
zich verzamelde. Vijf jaar nadat de groep is uiteengevallen – dit mede door de
klachten die er waren gekomen rond grensoverschrijdend gedrag van de leider –
en iedereen verweesd achterbleef, wordt de hele zaak weer opgerakeld door een
onderzoeksjournalist die ook via Mira achter de ‘waarheid’ wil komen. Het is de
aanzet voor Mira om zichzelf een spiegel voor te houden: tot op welke hoogte
heeft zij ooit echt geloofd in wat de leden van de Neue Gesellschaft van Ludwig
voor ogen stond? Of, zoals het wordt geduid in de heel summier gehouden
proloog: ‘hoe schuldig moet je zijn om te zwijgen? Wat is het verschil tussen
iets voor mezelf houden en verzwijgen?’ Voor Mira komt het er in wezen op aan
zichzelf terug te vinden tussen de schaamte en de schuld die haar blijvend zijn
komen te belasten, ‘schaamte is onvermogen, mislukken, maar zonder echt
geprobeerd te hebben. […] Schaamte is kortsluiting. Schaamte roept schaamte op,
wat haar omzetting naar schuld, naar boete bemoeilijkt.’
Jana Antonissen heeft haar
relaas van de zoektocht van haar hoofdfiguur Mira naar houvast psychologisch
stevig onderbouwd. Er is het gevoel van gemis bij Mira nadat haar moeder in een
verkeersongeval is omgekomen. Er is de weerstand die zij blijvend cultiveert
tegen haar vader, een gerenommeerd architect (‘hij is een ‘architectonische
mastodont van het minimalisme’) die zijn naam het liefst niet vernoemd ziet als
een en ander in de pers dreigt te komen. En wat overheerst bij Mira: de drang
naar vrijheid, de drang zichzelf te zijn, ook al moet ze daarom zowat alle
bruggen achter zich verbranden. Mira verwoordt het als volgt voor zichzelf: ‘In
Berlijn had ik geloofd dat alternatieven wel degelijk bestonden, zeker tijdens
die eerste maanden bij de NG.’
Het gevoel erbij te horen staat voorop, in die periode van
wilde seksfeestjes, plannen die worden gesmeed om een alles vernieuwend
experiment vorm te geven. Na haar gedwongen terugkeer – ze wordt ontslagen bij
de NG – snijdt de ontgoocheling heel diep:
‘Welke grootse ambities, welke
gedeelde denkbeelden blijven in deze steeds versplinterde, deze steeds vreemder
wordende eenentwintigste eeuw overeind? Enkel die neopopulistisch-fascistische
kruisbestuiving, steeds gretiger afname vindend, lijkt nog rotsvaste
overtuigingen aan te reiken. Overtuigingen, opgebouwd uit leugens, angst en
lucht, maar in al hun ondubbelzinnigheid niet minder aantrekkelijk.’
Bij monde van haar
personage Mira roept Jana Antonissen heel wat vragen. Zo noteert zij: ‘De NG
overschreed de grenzen van het gewone. In hoeverre die overschrijdingen
strafbaar waren, een vraag waarover de rechter zich binnenkort zal buigen. Het
probleem met zo’n veelgebruikt sleutelwoord als ‘grensoverschrijdend’ is dat de
invulling snel uitgehold geraakt. […] Soms lijkt het wel alsof kwetsbaarheid,
het gevierde paradigma van deze tijd, vooral ingezet wordt om de eigen
deugdelijkheid mee te verzilveren.’
Het mag duidelijk zijn:
Ludwig roept heel wat vragen op, biedt ook deels antwoorden erop, maar laat
steeds voldoende ruimte aan de lezer om zelf mee te oordelen.
Jana Antonissen: Ludwig, De
Bezige Bij, Amsterdam 2025, 219 p. ISBN 9789403131320. Distributie
Standaard Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan