Vertaald proza

BOEKEN NR. 7, SEPTEMBER 2025

Walter Abish: Alfabetisch Afrika

door Jan-Bart Claus

Na twee Perec-vertalingen waagt Guido van de Wiel zich met Alfabetisch Afrika aan Walter Abish’ Alphabetical Africa (1974). Zoals de boeken van Perec werd de experimentele debuutroman van de Oostenrijks-Amerikaanse schrijver lang als onvertaalbaar beschouwd vanwege de markante alfabetische logica. In het eerste hoofdstuk ‘A’ komen enkel woorden voor die beginnen met de eerste letter uit het alfabet. In het tweede hoofdstuk komt ‘B’ erbij, in het derde ‘C’, en zo gaat het verder tot aan ‘Z’. Daarna keert de roman terug naar ‘A’, beginletters verliezend. Het maakt van het tweetalig uitgegeven Alfabetisch Afrika een huzarenstukje, en niet alleen voor de vertaler.
 
Abish laat de tekst bepalen door een ‘contrainte’, een concept van de Franse avant-gardebeweging ‘Oulipo’. Dat staat voor ‘Ouvroir de Littérature Potentielle’, de werkplaats die wiskundigen Raymond Queneau en François Le Lionnais oprichtten in 1960 om een nieuwe impuls te geven aan de Franse literatuur na de Tweede Wereldoorlog. Queneau en Le Lionnais zagen weinig heil in een verderzetting van het engagement of het surrealisme, twee vooroorlogse dominante toonaarden, en stelden in de plaats daarvan een ‘potentiële’ literatuur voor.
 
De ambacht die een werkplaats zoals Oulipo suggereert, is weliswaar wat misleidend. Alle literatuur behelst een gerichtheid op de ambacht van het schrijven, en elke literaire tekst wordt gedragen door het technische vernuft van de auteur. Waarin oulipianen verschillen, is hun dogmatische proceduraliteit. Zij zijn absoluut gebonden aan de opgelegde contrainte waarin de taal als hete brij wordt gegoten. In tegenstelling tot de smid weet evenwel niemand hoe het goedje zal stollen. Daar draait het om: de tekst in staat stellen om iets onvoorziens te vinden. Een oordeel over een contraintetekst begint bij de beschrijving van de ingezette regel, maar gaat dus vooral over wat de contrainte mogelijk maakt.
 
In zijn roman stapelt Abish de contraintes op elkaar. Hij hergebruikt in de eerste plaats het tautogram, waarin elk woord met dezelfde letter begint. Dat tautogram is bovendien progressief en regressief. Het aantal beginletters dat de auteur mag gebruiken neemt eerst toe om daarna weer af te nemen. Daarbovenop begint elk hoofdstuk met de respectievelijke letter van dat hoofdstuk. Het eerste hoofdstuk ‘H’ begint bijvoorbeeld met ‘Hoop’, het tweede met ‘Hevige’. Tot slot is er het plot dat als een narratieve contrainte werkt: het verhaal moet ergens naartoe.
 
In Alfabetisch Afrika doet een auteur verslag van zijn reis naar Afrika. Hij jaagt er ‘Alva’ na, een enigmatische vrouw die een juwelenroofmoord heeft gepleegd. Aanvankelijk lijkt het alsof ‘Alex’ en ‘Allen’ hem vergezellen, maar het blijkt dat zij personages zijn in een boek dat hij aan het schrijven is: ‘je kunt stellen dat ik de auteur ervan ben’. Hetzelfde geldt voor Alva, die vooral bestaat als hypnotiserende erotische fantasie. De auteur – die zich uiteraard pas in hoofdstuk ‘I’ presenteert als de ik-verteller – is even gebiologeerd door Afrika, en neemt zich voor om het continent te karteren tijdens zijn zoektocht. De ongrijpbare femme fatale spiegelt zich zo aan een mythisch Afrika als twee fata morgana’s waar noch de verteller, noch wij grip op krijgen.
 
Dat komt enigszins door de ik-verteller zelf, die zich in zijn dagboek expliciet in vraag stelt. ‘Mijn geheugen is inmiddels allerminst accuraat’, heeft hij het nu eens over zijn herinneringsvermogen, dan weer gaat het over zijn schrijverschap: ‘maar ik ben een onbetrouwbare reporter’. Evenwel is het vooral de contrainte die elk helder zicht op Alva en Afrika parten speelt. Met name in de hoofdstukken waar weinig beginletters voorhanden zijn, staat een verwrongen syntaxis en geforceerde woordenschat symbool voor ondoordringbaarheid en wanbegrip: ‘andermaal Afrika: antilopen, alligators, aardmieren, aantrekkelijke Alva, aldus angulaire Afrikanen aanhitsend, alsook auteurs analytisch agressieve anticiperen almaar, almaar aanwakkerend’.
 
Naarmate het aantal toegestane letters toeneemt, verandert de kwestie. Op het hoogtepunt van de roman, dat in de naast elkaar staande hoofdstukken ‘Z’ valt, zijn Alva en Afrika tegengestelden geworden. ‘Alva knikte’, bevestigt ze haar fysieke aanwezigheid, terwijl Afrika tot een minimum is gekrompen. Hoe dichter we bij Alva komen, hoe onzichtbaarder het continent wordt. ‘Kennis opdoen over Afrika kost geduld’, beschrijft de auteur, maar de suggestie is dat die kennis omgekeerd evenredig is met het aangroeiende alfabet, de gebiedskaart en het handwoordenboek van de verteller ten spijt.
 
Het alfabet komt immers van de kolonisator, die eveneens in ‘Z’ naar voren komt: ‘zo krijgt een cultuur vorm, constateerde de Franse consul scherpzinnig. Zo krijgt een taal een nieuwe resonantie, een zekere nauwkeurigheid en diepte’. De cultuur of taal die vormgeeft, is evenwel geen Afrikaanse, waardoor de arrogantie van de consul imperialistische codificatie ironiseert. Zo blijkt de climax, de mogelijkheid van het hele alfabet, een anticlimax. Halfweg ontmantelt Alfabetisch Afrika de illusie van systematisering door een externe mogendheid, en bevestigt bovenal hoe die onderwerpende dynamiek leunt op verblindende zelfingenomenheid. Tekenend is hoe de consul kijkt naar Afrikaanse geschiedkunde: ‘Toch, dacht de consul hardop, terwijl hij aan een sigaar pufte, denk ik dat we het heel goed zonder de medewerking van de inheemse geschiedkundigen kunnen stellen. Ze zouden alles alleen maar door elkaar halen’.
 
Het is daarentegen vooral de verslaggevende ik-verteller die alles door elkaar haalt. In ‘Q’ verschijnt de Afrikaanse krijgsheer ‘Quat’, maar het wordt nooit helder wie Quat is of wat het personage doet. Eerst is Quat een koning, dan blijkt zij een koningin, net zoals de revolutie die Quat op het continent ontketent zowel succesrijk als gefaald lijkt. Even enigmatisch is de metafoor van de Afrikaanse ‘aardmier’, waarmee het de verteller maar niet lijkt te lukken kritiek te geven op uitbuiting: ‘natuurlijk is het allemaal puur fictie’. Evenwijdig daarmee mislukt het woordenboek van de auteur. In het tweede deel van de roman wordt duidelijk dat hij inheemse woordenschat aan het catalogeren is, maar in het Swahili is dat gefragmenteerde, onvolledige lexicon louter ‘Zengea’ (iets zoeken) en ‘Zimvi’ (een geest): een constant gezoek naar hersenschimmen.
 
‘Ik heb een gum gekocht’. De ik-verteller vindt uiteindelijk een antwoord in de eliminatie van zijn geschiedenis en de uitwissing van woorden. Dat zet zich op de leeservaring, want ook voor ons verdwijnt het alfabet weer. Hoewel de contrainte opnieuw in kracht toeneemt, betekent dat bovenal Afrika’s bevrijding van Alva. We mogen immers niet vergeten dat ‘Alva’ verwijst naar ‘wit’ en ‘knap’, waardoor deze roman volgens mij in het teken staat van de verdrijving van hardnekkige, witte droombeelden over het Afrikaanse continent: ‘alweer axiaal alweer Alva […] alweer Afrika alweer alfabet’.
 
Alfabetisch Afrika reactiveert zo Joseph Conrad’s Heart of Darkness (1899), ‘het is een bekend boek’, en gebruikt de alfabetische contrainte om de antikoloniale kritiek op de lezers en hun taal te betrekken. De kracht van de regel zit hem dan ook in de twee tegenstelde verlangens die het oproept. We zuchten naar de alfabetisering van het continent om te begrijpen waar het allemaal over gaat tot we beseffen waar dat toe leidt. Daarna moeten al die letters eruit en hongeren we naar de sloop van het alfabet. Afrika een uitheems systeem opleggen is even zinloos als uit de woorden van de ik-verteller een betrouwbaar verhaal te willen distilleren. Waar het om gaat, is die hang naar (onderdrukkende) structuren te betrappen. Van de Wiel beperkt zich niet tot de vertaling van de contrainte, maar slaagt er ook in die ontmaskerende leeservaring over en verder te zetten. Daarin schuilt het onmiskenbare belang van deze vertaling.

Walter Abish: Alfabetisch Afrika, Van Oorschot, Amsterdam 2025, 395 p. ISBN 9789028251274. Vertaling van Alphabetical Africa door Guido van de Wiel. Distributie New Book Collective

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 7, SEPTEMBER 2025

Alfabetisch Afrika

Walter Abish

Apotheose

Andreas Gruber

De vissers

Raul Brandão

Devon

Nils Chr Moe-Repstad

Het geduld van de bloemen

Stefan Brijs

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 7, SEPTEMBER 2025

Van tong tot teen. Ontdek de wereld, begin bij je lijf

Geert-Jan Roebers, Wendy Panders (ill.)

Beesten

Ingvild Bjerkeland

De zee is bijna alles

Marco Kunst, Jeska Verstegen (ill.)

In de hoek

Pieter van den heuvel

Zusje

Janneke Schotveld, Rifka Mels

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri