Poëzie

BOEKEN NR. 8, OKTOBER 2025

Jo Gisekin: Hoe licht vibreert

door Erick Kila

De wisselwerking gedicht -- lezer kent een uitdagende extra mogelijkheid. In Hoe licht vibreert. Schilders langs Leieboorden, de nieuwe bundel van Jo Gisekin (Gent, 1942), krijgt die mogelijkheid fraai gestalte. Gisekin benut daarvoor een selectie schilderijen uit de zgn. Latemse scholen. Sint-Martens-Latem, nabij de Leie en Gent, kende een periode als ‘schildersdorp’. Belangrijke figuratief-modernistische schilders als Gustave Van de Woestyne, Emile Claus, Hubert Malfait en Roger Raveel hebben in de vorige eeuw in de streek gewoond en gewerkt. Het zijn schilders die ‘het moment’ betrappen, maar het niet stil leggen. Het trilt als het ware na in de beleving van de kijker. Als een dichter vervolgens zo’n ‘Latems’ schilderij als uitgangspunt neemt voor poëzie is het natrillen in taal essentieel. Domweg een beschrijving van wat er te zien is, levert geen poëtische resonantie op.
 
Hoe licht vibreert lost de belofte van de titel zeker in. Door Gisekins analyserende blik en haar talent voor plastische en ‘gekleurde’ taal ontstaat er spontaan een beweeglijke wisselwerking die prettig ontaardt in een samenzwering van schilders, een dichter en een lezer. Bij elk gedicht is het schilderij dat aanleiding gaf afgebeeld. De variatie in beeld- en taalindrukken is bijzonder en intens. Alles is vrijwel tegelijk mogelijk: het ‘voelen’ van taal, het lezen van een schilderij en het opgaan in het moment. Zo is daar het portret van Charlotte Du Faux, de echtgenote van Emile Claus.
 
‘Ze kijkt haar ogen uit de blik op zondagochtend
ze leest hoe bloot de dag ontspint het licht zijn
gouden vezels smijt
 
contour van neus en kin schuin afgesneden de
hand ternauwernood tot steun
 
waarop ze wacht is weggebleven tot die ritseling
precies omschreven het hoofd te binnen schiet
 
geluk ontstaat benoem het niet
 
[…]’
 
We zien een jonge vrouw met opgestoken haar en profil in diffuus licht. Ze zit aan tafel
en kijkt voor zich uit alsof ze in een onbestemde verte staart. Een haar-dunne rand licht volgt gedeeltelijk de contouren van gezicht en schouder. Die subtiele verstoring van het schemerachtige roept iets van een vraag op. Is hier sprake van een intens vredig moment of is het juist anders. Gisekin slaat het moment niet dood. Ze raakt in haar gedicht precies de ruimte tussen onzekerheid en zekerheid.
 
Waar het licht in een aantal van de gekozen schilderijen een soevereine hoofdrol speelt, met name in de schilderijen van Emile Claus, heeft het in andere werken meer een hulpfunctie. In Zondag, een schilderij uit 1924 van Frits Van den Berghe, wordt een curieus spel met licht en donker gespeeld. De clerus, in de vorm van drie plechtstatig vormgegeven pastoors, en de deftige bewoners van een dorp verzinken aan de oever van de Leie bijna in schaduw terwijl een jongen en een jongedame in een bootje helder aangelicht voorbij varen. Een scène met theaterlicht die veel broeierigs doet vermoeden. Gisekin wakkert dat vermoeden subtiel aan.
 
‘Tijd is
zaligheid de Leieoever oog in oog met
religieus vertier. Drie-eenheid aan elkaar geklit
ziet psalmen wuiven wolkenwaarts
een ongekend verschiet binnen tastbereik
 
bootjevaren met amoureuze rituelen waar water
heilzaam is en sporen wist van gluiperig fatsoen
 
plechtstatig kiest de dorpeling sacrale paden
vluchtstrook voor ontspoorde fantasieën
 
[…]’   
 
Jo Gisekin belijdt haar liefde voor een belangrijk hoofdstuk in de Vlaamse schilderkunst in glansrijke en vibrerende poëzie. De bundel is bovendien mooi vormgegeven.
 
Jo Gisekin: Hoe licht vibreert, PoëzieCentrum, Gent 2025, 60 p. ISBN 9789056553326

deze pagina printen of opslaan



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri