Het is opvallend hoe het aandeel Canadese literatuur op de Nederlandstalige vertaalmarkt gegroeid is sinds het nieuwe millennium, met 2002-2003 als voorlopig hoogtepunt. Als we populaire genres als thrillers en fantasy niet meerekenen, zijn er de voorbije vier jaren een veertigtal nieuwe vertalingen van literaire titels verschenen. Margaret Atwood, Michael Ondaatje en Douglas Coupland bepalen niet langer alleen het gezicht van de Canadese literatuur in vertaling. Daar heeft de financiële ondersteuning van The Canada Council, die regelmatig in het colofon van een vertaling prijkt, vast een rol in gespeeld.
Zoals reeds in het artikel ‘Overlevingsstrategieën’ (zie p. 694) werd aangestipt, ligt het niet voor de hand om een overzicht te brengen van recente Canadese literatuur. Los van het grote aantal schrijvers gaat het hier niet om een homogeen geheel maar een mengeling van uiteenlopende bevolkingsgroepen en regio’s. Belangrijke groepen van de Engelstalige Canadese literatuur kunnen bv. ook worden ondergebracht bij de Caribische (bv. Shani Mootoo en Austin Clarke), Anglo-Aziatische (bv. Joy Kogawa en Sky Lee) of Anglo-Indische literatuur (bv. Rohinton Mistry en M.J. Vassanji). En dan zwijgen we nog over de Franstalige Canadese output, waarvan slechts weinig (bv. Gaétan Soucy, Nancy Huston en Gil Courtemanche) naar de Lage Landen overwaait. De aandacht gaat hier dan ook in de eerste plaats naar de Engelstalige Canadese literatuur. Daarbij ligt het accent niet op de etnische groepen binnen de Canadese literatuur omdat ze minder vertaald worden of opgaan in een bredere groeipool als de Anglo-Indische literatuur.
Naast het recente aanbod aan vertalingen gebruiken we hier de belangrijkste Canadese literaire bekroningen om greep te krijgen op de recente Engelstalige literatuur uit Canada.
Behalve de Governor General’s Award die reeds sinds 1936 toegekend wordt, is de Giller Prize — die dit jaar haar tiende verjaardag viert — de belangrijkste literaire bekroning voor Canadese auteurs. Wie ooit voor een van die twee bekroningen genomineerd werd, heeft dan ook wat te betekenen binnen de Canadese literatuur (zie p. 701 voor een overzicht van de winnaars van beide bekroningen voor de laatste tien jaar). Op basis van wat de laatste twee jaar in het Nederlands vertaald werd, komen een 14-tal oude en nieuwe namen bovendrijven: Margaret Atwood (Li 2000, p. 808 en Li 2003, p. 421 en 694), Lynn Coady, Timothy Findley, Barbara Gowdy, Wayne Johnston (zie p. 695), Ann-Marie MacDonald, Yann Martel, Rohinton Mistry, Alice Munro, Michael Redhill, David Adams Richards, Carol Shields (Li 2003, p. 416), Jane Urquhart (Li 2002, p. 450) en Richard B. Wright. Rohinton Mistry wordt later in een overzicht Anglo-Indische literatuur behandeld en de auteurs met verwijzing kregen recent al aandacht in Leesidee. De negen overige auteurs worden hier kort voorgesteld. Opvallend blijft de tweedeling tussen de stedelijke en regionale schrijvers in de Canadese literatuur, waarbij vooral de Atlantische regio de regionale literatuur voedt met een vernieuwende dynamiek (zie kader p. 700).
Lynn Coady is afkomstig van Cape Breton, woont in Vancouver en werkt als freelancer voor kranten en tijdschriften. Ze debuteerde in 1998 met de roman Strange heaven. Het leverde haar de Air Canada/Canadian Author’s Association Award for Most Promising Writer Under Thirty en een nominatie voor de Governer General’s Award op. Ook haar verhalenbundel Play the monster blind (2000) viel in de prijzen met de Canadian Author’s Association’s Jubilee Award. Vorig jaar verscheen haar tweede roman Saints of Big Harbour (2002 — Heiligen van Big Harbour) waarin Guy Bouchard, een onhandige alolescent, zijn weg zoekt zonder steun van een vaderfiguur. Hij woont samen met zijn moeder Marianne en haar aan alcohol verslaafde broer Isadore. Coady exploreert een constellatie van gebroken levens waarmee Guy geconfronteerd wordt. De geografische achtergrond van haar oeuvre is het eiland Cape Breton in Nova Scotia, waartegen ze met een mengeling van kritische observatie en liefde vorm geeft aan de gevaren, lasten en valkuilen van de Nova Scotiaanse subcultuur. Coady heeft een anthologie samengesteld met nieuw werk van Oost-Canadese auteurs: Victory meat: new fiction from Atlantic Canada (2003 — zie kader p. 700). Haar nieuwe roman in de stijgers kreeg de werktitel ‘Mean boy’ mee.
Timothy Findley (1930-2002) overleed in in de zomer van vorig jaar. Hij laat een uitgebreid oeuvre van romans, kortverhalen, toneelstukken en filmscenario’s na. Vanaf zijn debuut in 1967 met de roman The last of the crazy people en het daaropvolgende The butterfly plague (1969) bouwde hij een internationaal publiek uit. Zijn oeuvre van een 12-tal romans brengt een gesmaakte combinatie van geschiedenis en mythologie waarmee hij naar de menselijke basisangsten peilt. Findley oogstte de ene bekroning na de andere. Het nog steeds niet vertaalde The wars (1977 — Governor General’s Award en City of Toronto Book Award) is een absoluut hoogtepunt in zijn werk. Andere bekroonde werken zijn Not wanted on the voyage (1984 — nominatie Governor General’s Award), Headhunter (1993 — City of Toronto Book Award), The piano man’s daughter (1995) en Pilgrim (1999 — Pelgrim — beide genomineerd voor de Giller Prize). Het gros van Findley’s oeuvre moet nog vertaald worden. Pelgrim brengt het relaas van een man die zich steeds opnieuw van het leven probeert te beroven. Via zijn dagboeken tracht de historische psychiater Carl Gustav Jung in Pelgrims onderbewustzijn door te dringen.
Barbara Gowdy (geb. 1950) goeide op in de suburb van Toronto (Don Mills). Ze debuteerde in 1988 met Through the green valley, een vrij conventionele historische roman, in 1991 gevolgd door de verhalenbundel We so seldom look on love (We koesteren de liefde zo zelden). Daarmee stuurde ze haar oeuvre in een andere richting: Gowdy ontwikkelde een groot talent om extreem abnormale personages op te voeren die ze op een sympathieke en gevoelige manier verbeeldde. Ook in haar volgende roman, Mister Sandman (1995 — genomineerd voor de Governor General’s Award en de Giller Prize) tast ze het begrip ‘normaal’ af door te exploreren hoe bizarre en marginale personages buiten het verwachtingspatroon van de modelmaatschappij om een ‘gelukkig gezin’ vormen. In The white bone (1995 — De weg naar het water — ook genomineerd voor de Governor General’s Award en de Giller Prize) gaat ze weer een andere richting uit. De roman vertelt de levensloop van de olifant vanuit het perspectief van de olifant zelf. Haar recentste roman, Abel en Louise (2003), is een romantische geschiedenis waarin de vriendschap en liefde die van jongsaf groeit tussen de twee personages in alle subtiele schakeringen wordt verhaald.
Ann-Marie MacDonald (geb. 1958) werd geboren in Duitse Baden-Baden, groeide op in Ottawa en woont nu in Toronto. Ze was een gevierd actrice en toneelschrijver (Governor General’s Award voor het toneelstuk Goodnight Desdemona (Good Morning Juliet) (1990)), voor ze in 1995 debuteerde met de roman Fall on your knees (1996 — Laten wij aanbidden). Die werd bekroond met de Commonwealth Writers Prize for best first book en genomineerd voor de Giller Prize. Het boek was een groot internationaal succes en werd geselecteerd voor Oprah’s Book Club. De publieke verwachtingen zijn dan ook hoog gespannen voor haar tweede roman The way the crow flies (2003 — De kraaien zullen het zeggen), die zo’n zeven jaar op zich liet wachten. Het boek speelt zich af begin jaren ’60 tijdens de koude oorlog, wanneer het gezin McCarthy op een luchtmachtbasis in Ontario neerstrijkt. Het leven van de achtjarige Madeleine wordt ontwricht als een van haar schoolkameraadjes in de bossen de dood vindt. Met uiteenlopende emoties baant Madeleine zich een weg in de verradelijke en dubbelzinnige leefwereld van volwassenen.
Yann Martel (geb. 1963) werd geboren in Spanje als zoon van een Canadees diplomatenkoppel, wat maakt dat hij zowat overal op de aardbol opgroeide. Hij debuteerde in 1993 met de verhalenbundel The facts behind the Helsinki Roccamatios (De geschiedenis van de Roccamatios uit Helsinki). In 1997 volgde zijn debuutroman Self en in 2001 brak hij internationaal door met de roman Life of Pi (Het leven van Pi). Die werd niet alleen genomineerd voor de Governor General’s Award maar won uiteindelijk de Booker Prize 2002. Het leven van Pi brengt het verhaal van Piscine Molitar Pattel, een bejaarde man die als tiener met zijn ouders en een aantal dieren uit hun zoo naar Canada emigreert. Het schip vergaat en Pi eindigt in een reddingsboot met een Bengaalse tijger. Dankzij zijn encyclopedische kennis over dierengedrag weet Pi de meer dan 200 dagen durende zwalptocht over de oceaan te overleven. Martel heeft duidelijk iets met dieren: hij werkt intussen aan een derde roman over een ezel en een aap die samen door een landschap reizen, dat uiteindelijk het hemd van een jood tijdens de holocaust blijkt te zijn.
Alice Munro (geb. 1931) heeft zich gespecialiseerd in het Canadese kortverhaal; haar oeuvre telt één enkele roman en een tiental verhalenbundels. Ze debuteerde in 1968 met de bundel Dance of the happy shades, bekroond met de Governor General’s Award. Daar had ze duidelijk een abonnement op: ze ontving hem ook voor Who do you think you are? (1978 — Wie denk je dat je bent ?), The moons of Jupiter (1982 — De manen van Jupiter) en The progress of love (1986 — Liefdes vorderingen) en werd genomineerd voor Friend of my youth (1990 — Vriendin van mijn jeugd) en Open Secrets (1994). In 1998 ontving ze de Giller Prize voor The love of a good woman (De liefde van een goede vrouw). Haar laatste bundel Hateship, Friendship, Courtship, Loveship, Marriage (2001) verscheen recent in vertaling als Liefde slaapt nooit. Munro wordt vaak vergeleken met Anton Checkov voor de rijkdom aan details die ze in haar kortverhalen verwerkt. Ze wordt vaak gerangschikt bij de regionale auteurs omdat ze regelmatig inzoomt op de cultuur van het landelijke Ontario. Doodgewone ervaringen krijgen een buitengewone dimensie mee met een magische toets. Daarbij schuwt Munro morele implicaties; de lezer moet zelf zijn keuze maken.
Michael H. Redhill (geb. 1966) is Amerikaan van geboorte maar emigreerde naar Canada. Hij was actief als bekroond dichter en toneelschrijver voor hij in 2001 met Martin Sloane zijn romandebuut publiceerde. Het werd genomineerd voor de Giller Prize en werd bekroond met de Commonwealth Writers Prize 2002 (Best First Book) voor de regio Cariben en Canada. Het boek brengt een intens portret van de liefdesverhouding tussen de vijftiger Martin Sloane, een fictieve Iers-Canadese kunstenaar, en de verteller, de 19-jarige Amerikaanse kunststudente Jolene Iolas. Maar dan verdwijnt Martin plots. Pas tien jaar later wordt het mysterie ontrafeld. Recent verscheen de verhalenbundel Fidelity (2003 — Trouw); tien ironische exploraties waarin verleiding, begeerte en verlangen centraal staan. Het blijkt een illusie dat we het verloop van onze gevoelens kunnen sturen: wie bedriegt, delft doorgaans ook zelf zijn ondergang. Redhill is de hoofdredacteur van het literaire tijdschrift ‘Brick’. Hij schrijft aan een nieuwe roman onder de werktitel ‘Consolations’.
David Adams Richards (geb. 1950) is afkomstig van New Brunswick en woont in Toronto. Hij debuteerde in 1974 met de The coming of winter, het begin van een reeks van tien romans. Met Nights below Station Street (1987) won hij de Governor General’s Award. Daar werd hij nog drie maal voor genomineerd met Road to the stilt house (1985), For those who hunt the wounded down (1993), en zijn laatste roman Mercy among the children (2000 — Genade onder kinderen). Hiervoor werd hij ook bekroond met de Giller Prize samen met Michael Ondaatje, met De geest van Anil. Hoewel David Adams Richards niet graag gerekend wordt tot de regionale literatuur, werd hij met William Faulkner vergeleken voor de onophoudelijke exploratie van zijn geboortestreek waarbij de morele en metafysische microkosmos van het menselijke bestaan wordt blootgelegd. Centraal in Richards oeuvre staan de leefgemeenschappen langs de Miramichi rivier, die hij ook in Lines on the water: a fisherman’s life on the Miramichi (1998 — Governor General’s Award (non-fictie)) portretteerde. Hoewel in Genade onder kinderen Toronto centraal staat, fungeren de personages uit de Miramichi vallei nog steeds als een microkosmos voor de buitenwereld. In deze culminatie van zijn vorige romans exploreert Richards de begrippen ‘goed’, ‘kwaad’ en ‘macht’ in het levensverhaal van Sydney Henderson, die alle vormen van geweld heeft afgezworen nadat hij als kind bijna een vriendje vermoord had.
Richard B. Wright (geb. 1937) doceerde Engelse literatuur tot aan zijn pensioen. Hij schreef zowel jeugdboeken als romans. Hij debuteerde voor volwassenen met The weekend man (1971). Voor In the middle of a life (1973) ontving hij de City of Toronto Book Award, maar vooral zijn laatste twee romans vielen bij de critici in de smaak. Waar The age of longing (1995) het nog moest stellen met een nominatie voor zowel de Giller Prize als de Governor General’s Award, wint Clara Callan (2001 — Clara en Nora) beide bekroningen. Een dubbelslag die enkel Michael Ondaatje met De geest van Anil op zijn palmares heeft staan. Wright concentreert zich in zijn romans op het verstedelijkte Canada dat een proces van homogenisering en verlies van identiteit doormaakt onder invloed van de culturele en economische dominantie van de Verenigde Staten. Daartegenover staat de sterke invloed die hij zelf heeft ondergaan van de Amerikaanse ‘urban literature’. In Clara en Nora volgen we Clara, een ongetrouwde lerares in het Ontario van de jaren ’30, die een verborgen leven leidt. Via de correspondentie met haar zus Nora in New York worden de dromen en verwachtingen van beiden geëxploreerd tegen de achtergrond van de sociale verwachtingen van enerzijds het provinciale leven en anderzijds de grootstad.
Lynn Coady: Heiligen van Big Harbour, Anthos Amsterdam, 2003, 354 p., € 22,90 ISBN 90-414-0696-4. Vert. van: Saints of Big Harbour door Ineke Lenting. Distributie: Veen Bosch en Keuning
gezin / kindermishandeling
Timothy Findley: Pelgrim, De Geus Breda, 2002, 544 p., € 29,90. ISBN 90-445-0147-X Vert. van: Pilgrim door Pleuke Boyce
psychoanalyse / identiteit / jung, carl gustav
Barbara Gowdy: Abel en Louise, Anthos Amsterdam, 2003, 327 p., € 19,90. ISBN 90-414-0803-7. Vert. van: The romantic door Sophie Brinkman. Distributie: Veen Bosch en Keuning
liefde
Ann-Marie MacDonald : De kraaien zullen het zeggen, Nijgh en Van Ditmar Amsterdam, 2003, 811 p., € 22,50. ISBN 90-388-4943-5. Vert. van : The way the crow flies door Marion op den Kamp, Maxim de Winter. Distr.: WPG Uitgevers
Yann Martel: Het leven van Pi, Bakker Amsterdam, 2003, 318 p., € 17,95
ISBN 90-351-2560-6. Vert. van: Life of Pi door Gerda Baardman, Tjadine Stheeman
Distributie: Standaard uitgeverij
Alice Munro: Liefde slaapt nooit, De Geus Breda, 2003, 351 p., € 22,50. ISBN 90-445-0244-1. Vert. van: Hateship, friendship, courtship, loveship, marriage door Kathleen Rutten
vrouwen / huwelijk / verhalen
Michael Redhill: Martin Sloane, Meulenhoff Amsterdam, 2002, 315 p., € 18,50
ISBN 90-290-7206-7. Vert. van: Martin Sloane door Nicolette Hoekmeijer.Distributie: Standaard uitgeverij
verloren geliefde
Michael Redhill: Trouw, Mouria Amsterdam, 2003, 223 p., € 17,90. ISBN 90-458-4881-3 Vert. van: Fidelity door Ton Heuvelmans.Distributie: Veen Bosch en Keuning
ontrouw / verhalen
David Adams Richards: Genade onder kinderen, De Geus Breda, 2002, 448 p, € 25,00
ISBN 90-445-0106-2. Vert. van: Mercy among the children door Regina Willemse
goed en kwaad
Richard B. Wright: Clara en Nora, De Geus Breda, 2003, 448 p., € 24,90
ISBN 90-445-0269-7. Vert. van: Clara Callan door Kathleen Rutten
zusters / brieven / traditie en moderniteit tijdsbeeld ; 1918-1945
Regionale Canadese literatuur
Victory meat: new fiction from Atlantic Canada (2003). De titel van deze anthologie verwijst naar de Victory Meat Market in Fredericton (New Brunswick), de locatie van Rabindranath Maharajs verhaal, ‘Bitches on all sides’. Het gaat over een outsider, een Caribische migrant die terechtkomt in een gemeenschap waar van buitenaf komen haast hetzelfde is als uit de gevangenis komen. Het is een verhaal van vervreemding en isolatie, totaal het tegengestelde waar de traditionele Atlantische Canadese litertuur over ging: over thuis, over familiegeneraties, over een gedeelde taal en cultuur. Maar het bevreemdende is dat Maharajs verhaal tot een sterkere identificatie met de personages kan leiden dan de traditionele formule. Dat leidt tot het inzicht dat iemand waarachtig, levendig en herkenbaar kan schrijven zonder het traditionele, vaak gedateerde pad te volgen. De geboorte van een nieuw verhaaltype heeft in de regionale literatuur van de Canadese Oostkust een spectaculaire renaissance teweeggebracht. Stadjes als Halifax en St. John bruisen met een vernieuwd gevoel van cultuur en mogelijkheden. Schrijvers uit Newfoundland als Michael Winter, Lisa Moore, en Michael Crummey, en uit Nova Scotia als Carol Bruneau and Christy Ann Conlin krijgen lovende kritieken voor het doorbreken van de stereotypen. Deze anthologie brengt een mengeling van oude en nieuwe namen en geeft zo een beeld van een veelkleurige en multi-culturele leefwereld in al zijn irriterende glorie.
Trillium Prize
De Trillium Prize heeft een groot aanzien binnen de Canadese literatuur. Heel wat genomineerden van de Governor General’s Award en de Giller Prize vinden we hier terug. Een opvallende uitzondering is Alistair MacLeod (geb. 1936) die niet bepaald haast heeft om zijn oeuvre bij elkaar te schrijven. Hij debuteerde in 1976 met de verhalenbundel The lost salt gift of blood, zo’n acht jaar nadat hij zijn eerste verhaal in een tijdschrift publiceerde. Het duurde dan nog tien jaar voor zijn tweede bundel As birds bring forth the sun (1986) uitkwam en pas dertien jaar later verscheen zijn debuutroman No great mischief (1999 — Geen groot verlies). Daarvoor werd hij o.m. beroond met de Trillium Prize en de IMPAC Award 2001. MacLeod groeide op in Nova Scotia in de kleine gesloten vissers- en mijndorpjes die centraal staan in zijn kortverhalen. Hij staat bekend als een writer’s writer, een kroniekschrijver van het landschap en de folklore van Cape Breton. In een beknopte stijl verbeeldt MacLeod de natuurkrachten en het menselijke drama, met aandacht voor de socio-economische situatie en de familie- en gemeenschapsbanden. Door het verleden stilistisch te beschrijven en te herinneren vanuit het heden benadrukt bij de band met de voorouders en de impact van het verleden op het heden. MacLeod heeft dan ook aandacht voor het erfgoed van de nakomelingen van Schotse migranten die meer dan 200 jaar geleden de Atlantische kuststreek bevolkten. Vaak worden de geschoolde nakomelingen van Schots-Canadese mijnwerkers en vissers gevolgd die de povere behuizing van Nova Scotia inruilen. Eens vervreemd en geïsoleerd in hun nieuwe verstedelijkte omgeving, keren ze terug naar hun in de steek gelaten families en tradities. De twee verhalenbundels van MacLeod in vertaling, De uitgestrektheid van het duister en Op perfectie afgestemd, komen niet overeen met de oorspronkelijke bundels. Samen brengen ze wel alle verhalen die in Island: the collected short stories of Alistair MacLeod (2000) verschenen.
Alistair Macleod: De uitgestrektheid van het duister, Anthos Amsterdam, 2002, 187 p., € 20
ISBN 90-414-0521-6. Vert. door Joop van Helmond. Distributie: Veen Bosch en Keuning
Alistair Macleod: Op perfectie afgestemd, Anthos Amsterdam, 2003, 191 p., € 21,90
ISBN 90-414-0493-7. Vert. door Joop van Helmond. Distributie: Veen Bosch en Keuning
verhalen
Commonwealth Writers Prize
Als Commonwealth-land dingt Canada jaarlijks mee naar de Commonwealth Writers Prize voor beste debuut en beste roman. In de regionale voorronde moeten de Canadese schrijvers het opnemen tegen Caribische auteurs, waarvan een aantal via de diaspora deel uitmaken van de Canadese literatuur. Zo bv. de nog niet vertaalde auteur Austin Clarke (Barbados/Canada) die dit jaar met The polished hoe niet alleen de regionale ronde won, maar ook de uiteindelijke winnaar werd van de Commonwealth Writers Prize voor de beste roman. In de categorie beste debuut moeten we naar 2000 teruggaan om een Canadese winnaar te vinden. Jeffrey Moore werd geboren in Montreal en werkt als freelance vertaler en docent talen. Zijn debuutroman Prisoner in a red-rose chain (1999 — De rode rozenketen) leverde hem meteen de Commonwealth First Book Award op. Hij werkt aan een volgende roman onder de titel ‘The memory artists’. De rode rozenketen is een spitsvondige romantische komedie over een jonge man, Jeremy Davenant, die overtuigd is dat een bladzijde uit een encyclopedie de sleutel tot zijn toekomst bevat. Alles wordt in functie van die bladzijde geïnterpreteerd, wat aanleiding geeft een hoop avonturen en tegenslagen. Davenants obsessies maken het onderscheid tussen werkelijkheid en fantasie begint te vervagen.
Jeffrey Moore: De rode rozenketen, Prometheus Amsterdam, 2002, 350 p., € 21,95. ISBN 90-446-0138-5. Vert. van: Red-rose chain door Gerda Baardman. Distributie: Standaard uitgeverij
satiren / humoristische literatuur
The Giller Prize (1994-2003)
2003 M.G. Vassanji: The in-between world of Vikrma Lall
2002 Austin Clarke: The polished hoe
2001 Richard B. Wright: Clare Callan
2000 Michael Ondaatje: Anil’s ghost
David Adams Richards: Mercy among children
1999 Boniie Burnard: A good house
1998 Alice Munro: The love of a good woman
1997 Mordecai Richler: Barney’s version
1996 Margaret Atwood: Alias Grace
1995 Rohinton Mistry: A fine balance
1994 M.G. Vassanji: The book of secrets
Governor General’s Award (1936-2003)
2003 Douglas Glover: Elle
2002 Gloria Sawai: A song for Nettie Johnson
2001 Richard B. Wright: Clara Callan
2000 Michael Ondaatje: Anil’s ghost
1999 Matt Cohen: Elizabeth and after
1998 Diane Schoemperlen: Forms of devotion
1997 Jane Urquhart: The underpainter
1996 Guy Vanderhaeghe: The Englishman’s boy
1995 Greg Hollingshead: The roaring girl
1994 Rudy Wiebe: A discovery of strangers
Oorspronkelijk verschenen in De Leeswolf 2003
deze pagina printen of opslaan