De roman 13 uur en
werd door Vrij Nederland tot thriller van het jaar uitgeroepen. De
Nederlandse uitgever haastte zich met de uitgave van 7 dagen, waarin
opnieuw een hoofdrol is weggelegd voor speurder-op-de-dool Bennie
Griessel, en promt erna verscheen ook Spoor. Deon Meyer schreef de
boeken niet in die volgorde en de snelle opeenvolging kan verkeerdelijk de
schijn wekken dat Meyer een ‘serieschrijver’ is.
Jooris van Hulle: Je bent een thrillerschrijver met zin voor
experiment. 13 uur en 7 dagen focussen in de eerste plaats op de
tijd-ruimte binnen een thriller, terwijl het net verschenen Spoor, dat
drie verhaallijnen telt, de grenzen van het genre aftast op het vlak van de
vertelling.
Meyer:
Dat is zeker zo. Spoor was voor mij een structuurexperiment. De
traditionele opbouw van de ‘spanningsroman’ is aan een aantal vrij strakke
voorschriften onderworpen en verschilt van eender welk ander genre. Dat
fascineert me. Bij het schrijven van Spoor heb ik me de vraag gesteld of
en in hoeverre het mogelijk is te gaan spelen met de structuur. Ik wil, ook op
dat vlak, allerminst een serieschrijver zijn. In je groei als schrijver moet je
de moed hebben blijvend het genre en de mogelijkheden ervan te verkennen, ook
al weet je dat je daarbij soms wel eens fouten kan maken. Met elk boek probeer
ik iets nieuws te brengen. Mijn grootste vrees is dat ik als schrijver zou
stagneren. Literatuur is een dynamisch gegeven. Als je ziet waar de
misdaadliteratuur tien jaar geleden stond en waar die nu staat met de
wereldwijde doorbraak van onder meer van de Scandinavische auteurs…
Van Hulle: En dat verklaart meteen dat je jezelf niet wil
vastpinnen op één personage, meer bepaald Bennie Griessel, die in Spoor
maar heel even en zijdelings ter sprake komt.
Meyer:
Voor mij komt het verhaal op de eerste plaats. Ik moet een verhaal voor me zien
waar ik zelf door geraakt word. Pas dan schep ik mijn personages. Zij moeten
het verhaal dienen, niet omgekeerd. Als een personage dat al voorkwam in een
van mijn vorige boeken, niet past in het raam van de vertelling, dan voer ik
het niet op. Maar ik zal eerlijk zijn: een personage dat eerder al optrad weer
laten meespelen, bespaart je als auteur heel wat tijd. Je raakt er toch wel aan
gehecht.
Van Hulle: In Spoor
schrijf je: ‘Verhalen zijn het sociale betaalmiddel van de Karoo’.
Meyer: Dat is zo. Ik ben opgegroeid in een milieu waar
de avonden niet voor televisie werden doorgebracht, maar in een gezellig
samenzijn met familie en vrienden. Onze deur stond open voor iedereen. Mijn vader
was een wonderlijke storieverteller, het ene verhaal bracht het andere
met zich mee, altijd was er wel iemand die over zijn avonturen wilde vertellen.
Een sociaal gebeuren kortom, dat nu grotendeels verdwenen is, maar in de Karoo
leeft het nog voort. Verhalen zijn in de Karoo nog de sociale valuta, mensen
tonen zo hun aanwezigheid in de wereld: ‘hier is wie ek is’.
Van
Hulle: Vaak is het zo dat de personages in jouw boeken zich op een of
andere manier willen tonen, een spoor nalaten. Zo meent Emma le Roux in Spoor
dat de behoefte om gezien te worden de kern vormt van alle handelen, ‘de
behoefte van de mens om zich te onderscheiden, om te ontsnappen uit de
eenvormigheid van de massa’.
Meyer: De
drang om te zeggen ‘ik was hier’ is er altijd al geweest. Kijk maar naar de
grottekeningen van duizenden jaren geleden. In het moderne idioom zijn er nu
Facebook en twitter. Het dilemma is dat het tot voor kort makkelijk was om een
spoor na te laten omdat de gemeenschap klein was. Nu is de wereld ons dorp
geworden en is het moeilijk om uit de massa op te staan. Bovendien stelt het
internet mensen in staat een masker op te zetten, op een kunstmatige manier ‘ik
ben hier’ te zeggen.’ Daarom voer ik in mijn romans personages op die beseffen
dat zij beslissingen moeten nemen om betekenis te geven aan hun leven. In Spoor
gaat Milla weg van haar tirannieke man en zoon, Lemmer poogt als bodyguard
zijn leven weer op de rails te krijgen, gewezen politieman Mat Joubert werkt nu
als private eye.
Van Hulle: Je
schrijft je boeken in het Afrikaans. Gaat het hier om een bewuste keuze, of
zelfs een politiek statement?
Meyer: Ik
vind het schrijfproces uitdagend en dan kiezen voor een tweede taal, zou het
nog moeilijker maken. Vaak word ik gevraagd een artikel te schrijven voor een
Brits of een Amerikaans blad, en dan heb ik constant een woordenboek nodig. Dat
ik in het Afrikaans schrijf, is dus in de eerste plaats een pragmatische keuze.
Het is mijn moedertaal, de taal die ik wezenlijk ken, waar ik me echt in thuis
voel. Ik wil er verder geen politieke dimensie aan verbinden. Het stigma van
het Afrikaans als taal van de apartheid, is grotendeels verdwenen. Ik zie dat
ook heel wat swartmense van de nieuwe generatie, die niet meer moet
protesteren tegen een taal die wordt opgedrongen, Afrikaans spreken. Het is een
van de elf ambtelijke talen in ons land.
Van Hulle:
Betekent dit dat ook de literatuur in het Afrikaans aan een wederopbloei toe
is?
Meyer: Onder de apartheid kwam de protestliteratuur
op de eerste plaats. Nu heeft zich, met het invoeren van de democratie, een
normalisering in de kunst voltrokken. En dat geldt niet enkel voor het
Afrikaans, maar ook voor de andere talen en culturen, Zoeloe, Xhosa, Venda,
Tswana… Die eigenheid was er vroeger ook, maar toen alle literatuur en kunst
onder censuur werd geplaatst onder het apartheidsregime, werden ze evengoed
monddood gemaakt. Als er nu sprake is van democratisering, dan betreft dit niet
alleen de vrijheid van meningsuiting, maar evengoed de mogelijkheden die
lezers, filmkijkers of muziekliefhebbers worden aangereikt, vooral dan als het
gaat om producties in hun eigen taal.
Van Hulle: Mag
ik hieraan de vraag verbinden naar de verantwoordelijkheid van de schrijver in
het moderne Zuid-Afrika? In Spoor leg je Lemmer onder meer deze
bedenking in de mond over de rijke Afrikaners, ‘ivorentorenzeikers’ zoals hij
ze noemt: ‘Ze hebben geen cultuur, behalve geld uitgeven en zuipen. Ze zijn
bang geworden. Voor alles.’
Meyer:
Iedereen draagt hier een verantwoordelijkheid, niet alleen schrijvers.
Van Hulle: Maar er is ook de onmacht van de schrijver. In Spoor schrijft
Milla in een brief aan Lukas Becker: ‘Daarom schrijf ik. Vaak en veel, en al
heel lang. Want het geeft me controle. En dat is het dilemma. Denk- en
schrijfwoorden vormen geen leven. Ze kunnen de verhalen vertellen, maar niet de
verhalen bepalen.’
Meyer: Ik
heb het nooit als mijn verantwoordelijkheid gezien de loop van de geschiedenis
te bepalen. Ik wil mijn lezers in de eerste plaats vermaken, hopelijk op een
intelligente manier. Maar een schrijver kan de verantwoordelijkheid om eerlijk
te zijn niet ontlopen, in die zin dat hij een eerlijk beeld van de samenleving
tekent. Ik wil geen boodschap uitdragen, dat is allerminst een prioriteit, maar
als ik de lezer kan laten nadenken over bepaalde problemen…
Van
Hulle: Die van de Kaapse bendes onder meer en de georganiseerde
criminaliteit?
Meyer: De
cijfers zijn drastisch gedaald. Voor de aanvang van de Wereldbeker voetbal in
Zuid-Afrika in 2010 dachten Europese journalisten dat het een fiasco zou
worden. Wat blijkt? Geen enkele buitenlandse toerist is toen slachtoffer
geworden van geweld. De trend heeft zich doorgezet: momenteel is het
misdaadcijfer in ons land het laagste in vijftien jaar. Spijtig genoeg brengen
de media zelden of nooit het goede nieuws.
Van Hulle: Vooral
de born frees, de generatie die geboren werd na 1994 en de apartheid dus
nooit heeft gekend, worden nu geconfronteerd met werkloosheid en zoeken vaak
een uitweg in de criminaliteit.
Meyer:
Onze grootste uitdaging is en blijft inderdaad de economie. Wij hebben, mede
door de uitbouw van het onderwijs, de snelst groeiende zwarte middenklasse ter
wereld. Die is enorm belangrijk voor de democratie en als motor voor de
economie, die veel gezonder is dan die van de meeste Europese landen. Maar we
zijn afhankelijk van de internationale conjunctuur, zeker omdat we een
uitvoerland zijn. De wereldwijde crisis treft Zuid-Afrika, zorgt voor
werkloosheid, maar die is evengoed een probleem in Griekenland, Italië, Spanje…
Van Hulle: Doen de politici voldoende inspanningen om het
tij te keren? Of is het systeem uitgehold door verregaande corruptie en
persoonlijk winstbejag?
Meyer: Ook
hier sturen de media de perceptie in een bepaalde richting. Onze regering neemt
wel degelijk initiatieven om de situatie ten goede te keren. Maar zoals overal
ter wereld hebben wij goede en slechte politici, sterke en zwakke leiders… Wij
zijn een jonge democratie, we maken fouten en leren eruit.
Oorspronkelijk
verschenen in De Leeswolf 2014
deze pagina printen of opslaan