6+ - Carll Cneut heeft iets met vogels. Eerder illustreerde hij al de beroemde sprookjes van H.C. Andersen (Het geheim van de keel van de nachtegaal, 2008, bewerkt door Peter Verhelst) en Maurice Maeterlinck (De blauwe vogel, 2011, bewerkt door Do Van Ranst).
Nu levert hij de prenten voor een origineel
sprookje van de Italiaanse schrijfster Anna Castagnoli: De gouden kooi, vertaald door Saskia De Coster. Een prentenboek met
een macabere ondertitel (‘Het waargebeurde verhaal van de bloedprinses’), een
harde boodschap en toch ook een sprankje hoop.
Die bloedprinses
heet Valentina en ze is een stereotiep verwend nest. Ze heeft alle materiële
luxe die haar hartje begeert (‘driehonderdnegentig paar schoenen,
achthonderdtwaalf hoeden en vijftig riemen’) en een enorme tuin vol met de
meest exotische vogels, maar nog is het niet genoeg. Valentina mist iets, en
dus stuurt ze haar dienaars op de meest onmogelijke missies om haar allerlei
verzonnen vogels te bezorgen (‘de vogel met glazen vleugels’, ‘de vogel met de
koralen bek’ en ‘de vogel die water spuit’). Wanneer zij er niet in slagen haar
wens te vervullen, laat ze hen – ‘hak!’ – onthoofden. Daarmee doet deze
bloedprinses denken aan een andere moordlustige royal uit de jeugdliteratuur,
namelijk de Hartenkoningin uit Alice in Wonderland. Cneut speelt daar leuk op
in door Valentina een wit schortje aan te meten dat eerder aan Alice zelf doet
denken. Op één prent omringt hij haar zelfs met hoge hoeden en witte konijnen.
Dat Valentina een onmogelijk
verlangen koestert, blijkt wel uit de illustraties. De vogels die ze
omschrijft, zijn op een aparte manier vormgegeven: hun koppen blinken uit in
perfecte precisie, maar hun lijfje lijkt afgewerkt door een kinderhand. Cneut
lijkt hiermee te zeggen dat de vogels slechts in Valentina’s fantasie bestaan.
Zulke onafgewerkte elementen duiken vaker op in de prenten: op de tekeningen
aan Valentina’s slaapkamermuur, maar ook bij het meisje zelf en de andere
figuren (haren en kousen zijn krasserig ingekleurd met grijs schetspotlood), de
vogelkooien en bloemen (bibberige potloodlijn). Deze toets zagen we nog niet
eerder in Cneuts werk; hij lijkt hier stilistisch een nieuwe weg in te slaan.
Wellicht met een reden, zo zal blijken.
Op een nacht droomt Valentina van
een sprekende vogel. Ook deze is weergegeven als was hij door een kind
getekend: een bibberige potloodlijn en niet netjes binnen de lijntjes
ingekleurd. Valentina koppelt haar levensgeluk aan dit droombeeld: als haar
dienaars deze wens in vervulling laten gaan, zal er nooit nog een kop rollen.
Dat is echter gemakkelijker gezegd dan gedaan. Wie dacht dat Valentina tevreden
zou zijn met een eenvoudige papegaai, komt bedrogen uit: deze goudgele vogels,
door Cneut in een van zijn vertrouwde stapelbeelden geschilderd, kunnen de
bloedprinses niet bekoren (‘Ze herhaalden alleen wat anderen hen hadden
voorgezegd’).
Valentina’s
verlangen reikt dieper dan simpelweg hebberigheid. Op de eerste prenten straalt
ze duidelijk woede uit: een rode blos op haar wangen, haar mondhoeken omlaag
gekruld en haar armen nijdig over elkaar gevouwen. In de vogeltuin zien we
echter een heel andere Valentina, een meisje dat – letterlijk – reikhalzend
opkijkt naar de grote vogels, maar er niet in slaagt oogcontact met hen te
maken. Weer andere prenten suggereren verveling (een norse Valentina op een
stapel schedels, een hand onder haar kin) of zelfs verdriet (Valentina omringd
door poppen, met gebogen hoofd en hangende schouders).
Uit al deze prenten spreekt een
gevoel van eenzaamheid, en ook de tekst suggereert een behoefte aan affectie:
‘In haar droom was de sprekende vogel zeer goed gezelschap. Hij zei heel lieve
dingen en hij zei ze alleen maar tegen haar. Valentina voelde zich bijzonder
uitverkoren en speciaal. De volgende dag werd de dochter van de keizer voor één
keer goedgezind wakker.’ Dit sentiment wordt versterkt door de afwezigheid van
een ouderfiguur. Het is opvallend dat Valentina in de tekst vaak omschreven
wordt als ‘de dochter van de keizer’, terwijl we die hele keizer nergens op de
prenten zien. In de tekst wordt hij slechts eenmaal als personage genoemd,
wanneer hij zijn dochter een gouden vogelkooi geeft voor haar verjaardag. Een
lege kooi als verjaardagscadeau, kan het nog killer?
In hoeverre het gemis aan
ouderlijke liefde een rol speelt bij Valentina’s bloeddorstige gedrag, is
discutabel; daarvoor zijn de aanwijzingen in tekst en beeld te summier. In
ieder geval is het duidelijk dat het prinsesje iets mist, en dat gemis wil ze
opvullen met een niet-bestaand dier. Dat dit dier een vogel is, is extra
treffend: een vogel is immers het symbool van ongrijpbaarheid, aangezien hij
elk moment kan wegvliegen.
Valentina
wenst het onmogelijke: ze wil dat haar fantasie werkelijkheid wordt. Een
verlangen dat gedoemd is onvervuld te blijven, maar toch heeft ze er alles voor
over. Ze verkoopt al haar bezittingen, vogels incluis (die koraalbek waarvoor
koppen moesten rollen was haar klaarblijkelijk niet zo dierbaar), in de hoop
dat die investering een sprekende vogel zal opleveren. Dan komt er een jongen
naar het paleis met een list die niet zou misstaan in een klassiek sprookje:
nadat hij de bloedprinses laat beloven dat geen dienaar ooit nog zijn hoofd zal
verliezen, geeft hij haar een ei. Van de sprekende vogel, zo beweert hij. Voor
het eerst zien we een Valentina die niet boos, verdrietig of verlangend kijkt,
maar ronduit blij: ze glimlacht en lijkt zelfs te huppelen. Haar gedrag
verandert van meedogenloos naar zorgzaam: ze vlecht zelfs een nestje van haar
eigen haren om het ei warm te houden.
Vol spanning slaan we de bladzijde
om, maar dan: de tuin is kil, donker en winderig. De kooien zijn nog altijd
leeg, het ei is nergens te bekennen en Valentina is in slaap gevallen, haar
haren tot Rapunzellengte gegroeid. Vanaf dan neemt de tekst het verhaal over en
treedt plots een auctoriale verteller op de voorgrond, die een aantal
suggesties doet over wat er gebeurd kan zijn. Opvallend: geen van die
suggesties is onverdeeld positief. Dit sprookje eindigt niet met ‘ze leefden
nog lang en gelukkig’. Valentina’s wens wordt niet vervuld, simpelweg omdat
sprekende vogels alleen in de fantasie bestaan. De prinses is er niet in
geslaagd om die fantasie op een of andere manier waar te maken in het
werkelijke leven.
Een manier om je fantasie vorm te geven, is
tekenen. De lezer kan dat doen in het bijbehorend kleurboek Vogels tekenen,
krabbelen en kleuren met Carll Cneut, waarin de illustrator op Keri
Smith-achtige wijze aanzetten doet om de creativiteit te stimuleren. Tekenen,
dus!
Wielsbeke: De Eenhoorn, 2014, [50] p., ill. €
28,95. ISBN 9789058389633. Vert. van: La vera storia della principessa di
sangue door Saskia De Coster
deze pagina printen of opslaan