Met zijn lijvige roman In het licht van wat wij weten,
debuteert Zia Haider Rahman als een baanbrekende, doorwrochte schrijver, wat
hem de prestigieuze James Tait Black Memorial Prize opleverde. De naamloze
verteller, een rijke upperclass Brit van Pakistaanse origine, vertelt het
verhaal (de biografie) van zijn studievriend Zafar, geboren in Bangladesh en in
armoede opgegroeid in Engeland. Samen studeren ze in Oxford, waar Zafar zich ontpopt
tot een beloftevol wiskundige met een zwak voor de onvolledigheidsstellingen
van Gödel. Ze werken een tijd lang bij dezelfde investeringsbank in New York,
maar groeien uit elkaar als Zafar aan de slag gaat als internationaal jurist
voor de mensenrechten. Mede onder druk van zijn vriendin Emily Hampton-Wyvern,
de op en top Britse sociale tegenpool van Zafar, belandt hij in het turbulente
kluwen van Afghanistan. Tien jaar nadat Zafar van de aardbol verdwenen leek,
staat een uitgemergelde schooier voor de deur van het luxueuze huis in
Kensington dat de verteller betrekt. Door de bankencrisis lijkt de verteller
zijn partnership in een investeringsbank te verliezen en ook zijn relatie met
zijn echtgenote Meena staat op een laag pitje. Het ideale moment om de
vriendschapsbanden met de inwonende Zafar weer aan te halen en diens verhaal te
vertellen, naar eigen goeddunken van de verteller geordend en uitgebreid
gelardeerd met beschouwingen over zaken als ‘wiskunde, filosofie, ballingschap,
oorlog, geld, speculatie, hebzucht, geopolitiek, islamitisch terrorisme,
westers paternalisme, financiële crisis’ en dergelijke. Dit alles volgens het
basisprincipe dat de waarheid nooit volledig te vatten is en dat de details die
er enig licht op kunnen werpen in de duisternis verscholen zitten ('In het
licht van wat wij weten').
Door de biografische overeenkomsten tussen Zia Haider Rahman
en zijn personage Zafar, rijst de vraag in welke relatie de allesbeheersende
verteller staat tot de auteur. De auteur schrijft namelijk een boek over een
auctoriële verteller die het verhaal brengt van Zafar die een (potentieel)
alter ego is van de auteur. Die constructie laat Rahman in elk geval toe om
enige afstand te nemen van zijn biografisch geïnspireerd personage en om
inzichten te ontwikkelen die niet per se die van de auteur hoeven te zijn. Het
belangrijkste is dat de constructie werkt, geloofwaardig is en toelaat om
voortdurend over verschillende onderwerpen uit te wijden in een niet aflatende
maar haast onmogelijke zoektocht naar de waarheid.
Geworteld in de vruchtbare
literaire traditie van de Indiase diaspora, met namen als Salman Rushdie,
Vikram Seth, Hanif Kureishi, Rohinton Mistry en Amitav Ghosh, weet deze Great
Anglo-Indian Novel, die geografisch een aantal Oost-West locaties omspant, heel
wat academisch geschoolde critici als Joyce Carol Oates en James Wood te
overtuigen. Rahman gebruikt de plot als een kapstok voor een ideeënroman die de
wereld na de terreuraanslag op de Twin Towers onder de loep neemt, waarbij zowel
het koloniale verleden doorwerkt als de kapitalistische mechanismen die aan de
basis liggen van de recente slecht verteerde financiële crisis.
Amsterdam : Hollands Diep, 2015, 589 p. : ill.
Oorspr. titel: In the light of what we know. ISBN 9789048824410
deze pagina printen of opslaan