Rond ‘Wat ons niet zal doden’, het vierde deel van de populaire
‘Millennium’-serie, is al heel wat te doen geweest. Niet alleen omdat de
uitgeverijen uit de verschillende landen alles uit de kast haalden om het boek
al weken voor verschijning te hypen, maar ook omdat er hier en daar toch
kritische geluiden te horen waren. Zo sprak de Deense thrillerauteur Jussi
Adler-Olsen zich uit tégen dit vierde deel en riep hij iedereen op om het boek
vooral niet te lezen: hij noemde het boek ‘respectloos’ en sprak over ‘[de
uitbuiting van] een man die uitbuiting haatte’. David Lagercrantz schreef het
vervolg in opdracht van de erfgenamen van de overleden Stieg Larsson (zijn
vader en zijn broer). Larssons weduwe zag van de opbrengsten van de
‘Millennium’-trilogie geen cent omdat ze niet met Larsson getrouwd was. Los van
deze vraagstukken rond Larssons financiële en intellectuele erfenis blijft
echter de kernvraag: is Wat ons niet zal
doden een goed boek?
Het antwoord op die vraag is niet zo
eenvoudig omdat vergelijkingen met de drie vorige boeken onvermijdelijk zijn.
We kennen Mikael Blomkvist en Lisbeth Salander al langer en we weten voor welke
chemie hun samenwerking kan zorgen. Heeft Lagercrantz het recept voor die
chemie gevonden? Hij heeft alleszins, in de traditie van Larsson, ingezet op
een complexe plot gestoffeerd met veel informatie over domeinen waar de
gemiddelde lezer niet vertrouwd mee is: wiskunde, computertechnologie,
onderzoek naar artificiële intelligentie en autisme. Aan de grondige research
zal het dus zeker niet liggen. En toch krijgt Wat ons niet zal doden nergens de vaart van de vorige boeken.
Aan het begin van dit boek zit Blomkvists carrière in het slop.
Zijn tijdschrift ‘Millennium’ heeft het moeilijk en Blomkvist heeft dringend
een nieuwe scoop nodig, maar intussen is zijn reputatie al deels naar de
vaantjes. Salander bereidt dan weer vanuit haar geheime schuilplaats de
hack-operatie van haar leven voor: ze wil het netwerk van de Amerikaanse
inlichtingendienst kraken. Blomkvist en Salander worden terug samengebracht
door Frans Balder, een topexpert op het vlak van kunstmatige intelligentie, die
beweert dat hij over bijzonder gevoelige informatie beschikt over – jawel – de
Amerikaanse inlichtingendienst. Maar de kennis waarover Balder beschikt, kost
hem zijn leven. Zijn autistische zoon, die nog nooit een woord heeft gezegd,
maar wel via fotografisch scherpe tekeningen kan communiceren, is de enige die
de dader kan aanwijzen. Dat blijkt het begin van een kat-en-muisspel waarbij
ook Lisbeths verleden opnieuw aan de deur komt kloppen.
Lagercrantz
heeft dus een origineel uitgangspunt en een grondig uitgedachte intrige. Waarom
werkt het resultaat dan toch niet zoals verwacht? Medeleven met Blomkvist en de
intriges bij ‘Millennium’, sympathie voor de briljante maar sociaal
onaangepaste Lisbeth: we voelen het niet. De schrijfstijl is te zakelijk, te
strak. De overdaad en het engagement van Larssons eigen boeken zijn hier niet
te voelen. Larsson kon nogal onwaarschijnlijke plotwendingen net door
overdrijving geloofwaardig maken. Die techniek blijft hier uit. Ook wil het
boek te zeer inzetten op Lisbeths getroebleerde verleden – in zekere zin een
herhaling van deel drie. Maar de rol van Lisbeths zus Camilla in dit vierde
deel lijkt gewoon te vergezocht. Tot slot weet Lagercrantz de spanningsboog
niet altijd te behouden: hij verliest zich soms in uitweidingen over techniek
of wiskunde en niet alle verhaallijnen zijn even relevant.
Terug
naar de kernvraag: is Wat ons niet zal
doden een goed boek? Ja: het is een doordachte, onderhoudende thriller met
verrassende plotwendingen. Maar nee: het is niet van hetzelfde cultniveau als
de trilogie die Stieg Larsson zelf op papier zette. Lagercrantz is een goede
schrijver en Wat ons niet zal doden
is een degelijke thriller, maar aan de slag gaan met de personages van iemand
anders is nu eenmaal een bijzonder complexe en ondankbare taak.
Amsterdam : Signatuur, 2015, 446 p. Oorspr. titel: Det som
inte dödar oss. ISBN 9789056725341
deze pagina printen of opslaan