Teddy Todd, hoofdpersoon uit Gevallen god, kennen we uit Kate
Atkinsons voorgaande, Leven na leven
(2013), waarin zijn zus Ursula vele mogelijke levens geschonken werd. Teddy
krijgt er maar één, een leven waarvan hij zelfs niet geloofde dat het bestond.
Als RAF-piloot zat hij tijdens de Tweede Wereldoorlog permanent in het oog van
de storm en van elke vlucht die hij boven vijandelijk gebied moest uitvoeren,
dacht hij dat het de laatste zou zijn. Dat hij overleefde, is een klein wonder.
Negentig procent van de RAF-piloten heeft namelijk het einde van de oorlog niet
gehaald. Teddy zag de dood ettelijke keren voor ogen en in 1943 werd hij krijgsgevangen
genomen. Zijn familie wordt ingelicht over zijn dood, maar Teddy komt na de
oorlog terug thuis en zal nog gedurende bijna zeventig jaar rustigaan zijn tijd
vol maken in een ‘nuttig naoorlogs bestaan’.
Atkinson begint het verhaal
in 1944, wanneer Teddy zijn laatste vlucht maakt. Hij maakt op het vliegveld
zijn ‘dagelijkse wandeling voor de spijsvertering’ en salueert naar het
boerenmeisje dat de piloten bij elk vertrek voor een luchtaanval uitzwaait.
Nauwelijks meer dan een pagina verder, in het volgende hoofdstuk, bevinden we
ons twintig jaar eerder in Teddy’s kindertijd. Daarna gaat het naar 1980 en
ontmoeten we Teddy’s kinderen en kleinkinderen, om dan weer naar 1947 terug te
schakelen, wanneer Teddy en Nancy hun huwelijk regelen. Atkinson stuurt haar
verhaalstof voortdurend verschillende kanten op, weeft verleden, heden en
toekomst door elkaar en houdt met een overtuigende vertelstem de aandacht
stevig vast. Mondjesmaat krijg je kijk op de karakters, op Nancy bijvoorbeeld,
die een redelijk kleurloos persoon leek, maar vol verrassingen zit: ‘Teddy had
gedacht dat hij Nancy kende – voor de oorlog had hij haar gekend – maar nu was
ze een voortdurende bron van verbazing.’ Terwijl hij toch dacht dat Nancy voor
bestendigheid in zijn leven zou zorgen. De oorlog vormt echter een
onoverbrugbare breuk in de tijd. Teddy ‘had nooit geloofd dat hij zou worden
gevormd door de architectuur van de oorlog, maar nu besefte hij dat hij erdoor
was uitgewist.’ Dat heeft ook gevolgen voor de generaties na hem, hoewel ze
nooit oorlog van nabij hebben gekend.
Ook binnen de hoofdstukken
wordt er vlot heen en terug geswitcht in de tijd, ligt de focus afwisselend op
een erg groot aantal personages, wat maakt dat de bedaarde levenswandel van een
oorlogsveteraan de lezer weinig kans laat op verveling. De levens van de mensen
rondom hem worden voortdurend doorkruist door Teddy’s ervaringen als RAF-piloot
en hoe breed het verhaal ook uitwaaiert, de Tweede Wereldoorlog vormt de spil
en de drijvende kracht achter de vertelling. Teddy stelt vast dat hij volledig
samenvalt met de piloot die hij was tijdens de oorlog. Dit was het enige wat
hij wilde doen, bommenwerper was het enige wat hij kon zijn. Hij legde een
bommentapijt over Hamburg en richtte een inferno aan, ‘een ziedende, borrelende
heksenketel van vlammen’ waaruit de stank van brandend vlees opsteeg. ‘Een
mooie verwoesting’ schreven de kranten en dat was het volgens Teddy ook, zoals het
Armageddon van een ‘oudtestamentische rancuneuze en wraakgierige God.’ Dat hierop
nog een leven volgt, is ondenkbaar.
Atkinson voert dit soms
beenharde, dan weer licht humoristische verhaal van het leven van een integer,
zachmoedig man met een moorddadig stuk geschiedenis tot een orgelpunt wanneer
Teddy op hoge leeftijd sterft. Opnieuw zijn heden, verleden en toekomst hier
verbonden en Atkinson laat het doodsmoment doorkruisen door de herinnering aan
die fatale vlucht waar Teddy’s vliegtuig wordt neergeschoten boven de oceaan.
Ze geeft er een radicale twist mee aan haar boek en knoopt er bovendien
onverwacht toch mee aan bij de literaire constructie van Leven na leven. Bijna 500 pagina’s verrassend, meeslepend en bij
momenten adembenemend proza.
Amsterdam : Atlas
Contact, 2015, 479 p. Oorspr. titel: A god in ruins. ISBN
9789025445270
deze pagina printen of opslaan