Poëzie

Thomas Blondeau, Ellen Deckwitz (sam.), Christiaan Weijts (sam.): Mijn beste gedicht dat u nooit zult lezen

door Carl De Strycker

Uiteraard is het prachtig dat de vrienden van de vorig najaar overleden romanschrijver Thomas Blondeau een bundeling hebben gemaakt van zijn in tijdschriften verschenen gedichten. Daarmee wordt een voor velen ongekend aspect aan zijn schrijverschap toegevoegd en het is ontegensprekelijk een mooi eerbetoon aan een te vroeg gestorven talent. Maar is het ook knap dichtwerk? Helaas. In het nawoord stelt Ellen Deckwitz dat dit ‘een voorproefje [is] van wat er nog allemaal boven water zal komen’; misschien is het beter dat dat materiaal gewoon in de lade blijft. Zeker bij een dichter die zo terughoudend was om zijn verzen te publiceren. Slechts de helft van de veertien gedichten in voorliggend bundeltje gaf Blondeau zelf uit handen, de andere helft gaf hij wel te lezen, maar publiceerde hij nooit. In die zin is de titel van het boekje veelzeggend: Mijn beste gedicht dat u nooit zult lezen. Die is ontleend aan een grappige column over de wijze waarop zijn jeugdwerk – zeventig gedichten waarvan naar eigen zeggen ‘drie redelijke en één heel goed’ – verloren is gegaan. Tegelijk is het een poëtica: deze dichter is op zoek naar dat ene perfecte gedicht en wil helemaal geen bundel maken waarin misschien een paar aardige verzen staan. Jammer genoeg is Mijn beste gedicht precies dat.
Er is geen samenhang, noch in stijl, noch in thematiek – het zijn losse gedichten waarin telkens iets uitgeprobeerd wordt. Hier is een dichter aan het woord die zoekende is en volop de mogelijkheden van het genre exploreert. Nu eens is de techniek het afbreken van de grammaticale constructie, dan weer de apokoinou, waarbij een zinsdeel in verschillende syntactische eenheden functioneert. De ene keer krijg je gedesillusioneerde verzen over hoe slecht de wereld is, de andere keer gaat het over de liefde. Dit zijn op en top romantische gedichten vol hedendaags verwoorde Weltschmerz – een soort postmoderne romantiek. Af en toe zie je een glimp talent, zoals in de regels ‘ik ben nog jong bedden zijn om over op te / scheppen niet om te slapen’ (maar merk op hoe knullig het enjambement is) of in ‘het is een wereld die zich nergens achter uitkleedt / een wereld die besloten heeft vingers op haar mond / te leggen’. Nergens overtuigt een gedicht echter in zijn geheel en soms overstijgt het zelfs het experiment niet (zoals in het definitiegedicht ‘Voor G.’ of in ‘Spanne’). Het knapste gedicht is ontegensprekelijk het flarfgedicht ‘Enter. exit’ waarin gegooglede elementen van sekssites samen een wel heel grimmig beeld van de wereld geven.
De vergelijking met Jotie T’Hooft ligt voor de hand. Misschien moet de entourage van Blondeau niet dezelfde fout maken om elke snipper te willen publiceren en het houden bij dit sympathieke inkijkje in zijn duidelijk onvoldragen poëzie.

Thomas Blondeau, Ellen Deckwitz (sam.), Christiaan Weijts (sam.), Mijn beste gedicht dat u nooit zult lezen, De Bezige Bij Amsterdam, 2014, 28 p., € 9,5. ISBN 9789023487456. Distributie: WPG Uitgevers

Oorspronkelijk verschenen in de Leeswolf 2014

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 3, MAART 2024

Binnen in de aarde is een berg

Hester Knibbe

De zomers

Ronya Othmann

Het mensenschip

Autran Dourado

Onze James. De vrouwen van Ensor

Jan Bultheel, Eric Min (nawoord)

Woestijnpassages

Emmelien Kramer

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 3, MAART 2024

Een toren van tijgers

Lizette de Koning, Gareth Lucas (ill.)

Eenbeen

Thijs Goverde

Roofvogels. De mooiste en machtigste dieren in de lucht

Walter De Raedt, Joris De Raedt (ill.)

Salto

Arndís Thórarinsdóttir, Linde Faas (ill.)

Springlevend

Saskia de Bodt

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri