Jack Preston is monteur bij het Formule 1-team Lotus. Als voor de start van de race in Monaco de auto waaraan hij sleutelt vuur vat net op het moment dat het filmsterretje Deedee passeert, werpt hij zich op haar. Hij redt haar zo van een wisse vuurdood, of tenminste toch van een levenslange verminking. Zelf is hij ernstig verbrand aan rug en achterhoofd, maar hij heeft een heldendaad verricht en is er zeker van dat hij daarvoor eeuwige roem – hij droomt al van een carrière bij Ferrari – en grote dankbaarheid zal ontvangen. Helaas denkt iedereen dat het de lijfwacht van de actrice is die haar redde. Niettemin weet Jack zeker dat zij hem niet zal vergeten. Zo wordt zij een obsessie voor hem. Hij probeert haar op te zoeken, hij is ervan overtuigd dat zij zich subtiel tot hem richt wanneer ze in een populaire talkshow ‘I love you’ zegt (anders had ze wel ‘I love you all’ gezegd), hij meent signalen en tekens op te vangen die speciaal voor hem bedoeld zijn als ze in een tv-serie speelt. Natuurlijk draait hij zichzelf een rad voor de ogen. Ondertussen verliest hij zijn job, en raakt hij langzaam maar zeker ook zijn vrouw kwijt. De enige bij wie hij nog troost vindt, is de mentaal gehandicapte jongen Ronny, met wie hij over God praat.
Monte Carlo is gesitueerd in een decor van sterren, maar gaat over een loser; tegen de achtergrond van een tijd van voortschrijdende technische ontwikkelingen, is dit een verhaal over iemand die te veel in zijn fantasie gelooft. Jack is daarmee een klassieke tragische figuur in een klassieke roman: een goed verteld verhaal met – voor het eerst in Terrins oeuvre – een hij-verteller (overigens geen alwetende, zoals de auteur in vraaggesprekken beweerde). Daarmee keert de schrijver terug naar het recept van vóór zijn met de AKO Literatuurprijs bekroonde boek Post mortem: de eendimensionale roman die de aspiratie heeft een parabel te zijn. Dat levert een aardig boekje op, maar zeker niet de ‘puntgave kleine roman’ waarvoor Monte Carlo in interviews en jubelende kritieken doorgaat. Dat heeft te maken met de plot (te veel toevalligheden), de opbouw (rechttoe rechtaan) en de stijl, nochtans precies datgene waarvoor Terrin altijd geroemd wordt. Die is hier net iets te vaak gewild poëtisch (‘Een kille herfst trad onverhoeds in; de zomer schrok en trok zich terug in de kerk’; ‘Op de maan kwam de aarde op.’). Knap is evenwel de suggestiviteit die Terrin in Monte Carlo meer dan eens bereikt wanneer hij iets oproept wat hij verder onverteld laat, maar het sterkste is deze roman in de subtiele tekening van de psychologische ontwikkeling van het hoofdpersonage: Jack draait niet compleet door, maar wordt langzaam en slechts gematigd gek.
Peter Terrin, Monte Carlo, De Bezige Bij Amsterdam, 2014, 173 p., € 16,9. ISBN 9789023485193. Distributie: WPG Uitgevers
Oorspronkelijk verschenen in de Leeswolf 2014
deze pagina printen of opslaan