In zijn nieuwste roman, de eerste na zijn Nobelprijs voor de Literatuur in 2010, voert Mario Vargas Llosa twee figuren op uit de Peruaanse middenstand die het weliswaar gemaakt hebben, maar uitgerekend op het einde van hun carrière nog harde noten te kraken krijgen. In de hoofdstad Lima is dat de hoogbejaarde weduwnaar Ismael Carrera, succesvol eigenaar van een uit de kluiten gewassen verzekeringsmaatschappij. In het provinciestadje Piura, helemaal in het noorden van het land, gaat het om een selfmade ondernemer, Felícito Yanaqué, die in die regio een welvarend transportbedrijf heeft uitgebouwd. In twee parallel lopende verhaallijnen die alternerend worden gebracht, vernemen we welk onheil het leven van beide heren plots grondig overhoop haalt. Felícito heeft een dreigbrief ontvangen waarmee gepoogd wordt hem af te persen. Maar hij weigert over zich heen te laten lopen, en raakt zodoende verzeild in beangstigende toestanden. Ismael wil voorkomen dat zijn fortuin in de handen valt van zijn twee nietsnutten van zoons en huwt zijn veel jongere dienstmeisje, wat uiteraard een schandaal veroorzaakt en de zoons uitzinnig maakt van woede. In beide gevallen leidt dit tot fikse confrontaties tussen de behoeders van hun ijverig opgebouwd patrimonium en het paar armtierige stelletjes dat daartegen in het verweer komt, daarbij geweld, corruptie en chantage niet schuwend.
Anders dan in de meeste van zijn vorige romans, waarin vrijwel uitsluitend onhaalbare illusies en destructieve obsessies de toon aangaven, doordesemt Vargas Llosa deze nieuwe roman met een grotere mildheid; er is nog wel het geraffineerde en het schofterige en al het kleinzielige dat des mensen is, maar de alomtegenwoordige dekmantel van tedere humor ligt daarover heen gespreid als een verzachtende balsem. En, niet zo gebruikelijk bij Vargas Llosa: het komt allemaal min of meer goed. Het vernietigingsproces vindt geen doorgang, integendeel: de toekomst ziet er veeleer lichtend uit. Er is trouwens nog een ander verschil met de vorige, vooral latere romans van deze auteur, die ooit nog een gooi deed naar het presidentschap van Peru. Waar hij bij de themakeuze voor die recente romans vooral zijn kosmopolitische bagage aansprak, staat nu andermaal de eigen heimat centraal, en het is precies dit ploeteren in het wel en wee van eigen omgeving dat deze Peruaan zo uniek maakt. De beminnelijke en afstotelijke kantjes van de Peruaanse samenleving komen opnieuw royaal en vooral pittig tot hun recht, met dank uiteraard aan de virtuoze behendigheid waarmee deze taalartiest de vertelkunst naar zijn hand zet.
Het procédé dat gebruikt wordt om dit Zuid-Amerikaans ‘helden’-retabel tot leven te wekken, is hetzelfde als in vrijwel al zijn vorige romans: het door elkaar weven van verhaallijnen die elkaar kruisen in de opbouw en elkaar op het eind raken. Dat maakt het verhaal natuurlijk enigszins complex, zeker doordat vaak ook dialogen die tussen verschillende mensen op verschillende tijdstippen verlopen door elkaar worden gehaspeld; een procédé dat weliswaar aan de limiet reikt van wat een doorsneelezer bij elkaar vermag te houden, maar dat daarom nog geen hinder hoeft te betekenen voor wie zich een kleine inspanning getroost. Als beloning daarvoor krijgt die lezer een ravissante burleske opgediend die hem van begin tot eind in de greep houdt.
Mario Vargas Llosa, De bescheiden held, Meulenhoff Amsterdam, 2014, 351 p., € 21,95. ISBN 9789029089524. Vert. van: El héroe discreto door Mariolein Sabarte Belacortu. Distributie: Meulenhoff Boekerij
Oorspronkelijk verschenen in de Leeswolf 2014
deze pagina printen of opslaan