Poëzie

Pablo Neruda, Geert Van Istendael (naw.): Canto general

door Hugo Van Hoecke

In een paar honderd woorden recht doen aan het magnum opus van Pablo Neruda, coryfee van de Chileense poëzie en Nobelprijswinnaar en bovendien adequaat duiding geven aan de impact van dit veelomvattend werk, zowel op de samenleving als op het literair en artistiek bedrijf, is een vermetele opdracht. Het monumentale dichtwerk bevat niet minder dan 15.000 verzen, ingedeeld in bijna 350 gedichten en vijftien zangen. Het schildert een weelderig episch fresco van de Latijns-Amerikaanse geschiedenis, als het ware vanaf het prille levensbegin (zang I), tot de veroveraars opduiken (zang III), de vrijheidsstrijd overal losbreekt (zang IV), en de moderne slavernij het continent overspoelt (zang V). Vanaf zang VI wordt de historische lijn losgelaten en krijgt het werk het aanschijn van een veelkleurig en rijkgeschakeerd palet met doorleefde kronieken over mens en dier en de omgeving van Neruda’s vaderland Chili en flink wat landen daar omheen. De mindere stukken niet te na genomen beklijft de Canto als een vergaarbak van menselijke dramatiek, met zijn geschiedenis van potentaten en tirannen, maar evenzeer als een uitbundige poëtische lofzang op de fauna en flora van het continent, en van de sjofele mens die daarin moeizaam zijn leven leidt. Zelf omschreef de auteur niet zonder enige zelfingenomenheid zijn werk als 'een poging om een lyriek te maken die ons hele universum in kaart brengt'.
Neruda schreef dit magistrale opus niet in één gulp, maar bouwde het gestaag op in de jaren tussen 1937 (nadat hij de verschrikkingen van de Spaanse burgeroorlog van dichtbij had meegemaakt), en 1950 (toen hij na zijn vele omzwervingen in Chili was teruggekeerd). Daartoe putte hij uit de levenservaring die hij al die jaren had opgedaan in diplomatieke dienst, maar eveneens uit de emoties die opborrelden uit de confrontatie met het harde leven van de alledaagse Zuid-Amerikaan, dat hij van nabij ervoer toen hij in de jaren veertig moest onderduiken vanwege zijn uitgesproken communistische sympathieën, eerst in Chili zelf en later ook in andere landen.
Met zijn huidige vertaling is Bart Vonck niet aan zijn proefstuk toe. Reeds in 1984, een decennium na Neruda’s dood, waagde een triumviraat vertalers onder wie hijzelf zich een eerste maal aan dit titanenwerk. Dat was een jeugdzonde, zo oordeelt Vonck vandaag, ingegeven door jeugdige overmoed. Want inderdaad, vertalen is een hachelijke zaak, des te meer wanneer het poëzie betreft. Daar gelden immers niet enkel normen van accuratesse, maar ook van stilistische aard, van vormgeving en bovenal van poëtisch aanvoelen. Aan dat laatste is ditmaal bijzonder veel aandacht besteed. Of, zoals Vonck zelf zegt in het nawoord: 'Het vreemde in het eigene onderbrengen, met respect voor beide, daar gaat het om'. Vanuit die optiek staat — zeker bij een uitbundige dichter als Neruda, voor wie elk gedicht een stormloop is op het onderwerp — het ritme centraal. Zulk ritme wordt gediend door een perfecte woordkeuze en door de plaatsing ervan. Daaraan besteedde Vonck naar eigen zeggen dan ook de meeste aandacht aan. En dus maakte hij bij de huidige ‘hertaling’ nieuwe keuzes die beter aanleunen bij deze doelstelling. Het resultaat is verbluffend: de stroefheid die vorige vertalingen kenmerkte, is ingevolge een volgehouden keuze voor ‘toegankelijke’ termen niet langer een vervelende hindernis. Dat bewerkstelligen is beslist geen sinecuur geweest, want de barokke opeenstapeling van exuberante beelden, kenmerkend voor Neruda, kan niet anders dan het uiterste vragen van wat iemand uit zijn woordenarsenaal weet te putten. ‘Driehoekige tuniek, stuifmeel van steen’, ‘regime van roodontstoken klauw’, ‘takje van zout, zwartgevleugelde kersenboom’, om maar een paar voorbeelden te noemen: waarlijk, alleen met een dosis doodsverachting en een onmetelijke taalbagage kan men op een voldoening schenkende manier vijftienduizend verzen — met net zo goed ravissante beelden als overdadige uitweidingen — over de kling jagen.
De tweede keuze van de vertaler betreft het koesteren van het in het origineel aanwezige ritme, dat bij Neruda nu eens rustig voortkabbelt en dan weer furieus ten aanval trekt. Heeft hij die ‘schwung’ kunnen overbrengen in de vertaling? Het antwoord is ondubbelzinnig ‘ja’, te oordelen aan de vaart waarmee zelfs de meest stroeve en retorische passages — zoals die over het Sovjet-paradijs, met daarbij aansluitend de gifpijlen waarmee de auteur de landen bestookt die hij als zijn ideologische tegenstanders beschouwt — mij nog altijd relatief makkelijk over de tong rolden.
Neruda’s epos laat zich dus vloeiend lezen als dichtwerk tout court, maar een encyclopedisch opzet als dit, dat gestoeld op gegevens uit de realiteit een (weze het marginale) geschiedenis van het universum pretendeert te zijn, komt slechts ten volle tot zijn recht als onderwerpen en figuren uit de anonimiteit worden gehaald waarin zij voor velen verkeren. Dat gebeurt achteraan in een omstandig instrumentarium, bijeengegaard door Vonck zelf. Daarin wordt, in een rijkelijk voorziene reeks aantekeningen en dito glossarium, zowat alle informatie gebundeld die in de laatste decennia de mondiale Canto-vertalingen begeleidde. Maar daar liet de vertaler het niet bij: zelf zorgde hij bovendien voor een meer dan verhelderend nawoord waarin hij de totstandkoming van het werk en het belang ervan becommentarieert, en waarmee hij op overtuigende wijze aantoont hoezeer hij zich de voorbije jaren in zijn opdracht heeft verdiept. Dit is topklasse.

Pablo Neruda, Geert Van Istendael (naw.), Canto general, Athenaeum-Polak en Van Gennep Amsterdam, 2014, 495 p., € 34,99. ISBN 9789025303921. Vert. van: Canto general door Bart Vonck. Distributie: WPG Uitgevers

Oorspronkelijk verschenen in de Leeswolf 2014

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 3, MAART 2024

Binnen in de aarde is een berg

Hester Knibbe

De zomers

Ronya Othmann

Het mensenschip

Autran Dourado

Onze James. De vrouwen van Ensor

Jan Bultheel, Eric Min (nawoord)

Woestijnpassages

Emmelien Kramer

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 3, MAART 2024

Een toren van tijgers

Lizette de Koning, Gareth Lucas (ill.)

Eenbeen

Thijs Goverde

Roofvogels. De mooiste en machtigste dieren in de lucht

Walter De Raedt, Joris De Raedt (ill.)

Salto

Arndís Thórarinsdóttir, Linde Faas (ill.)

Springlevend

Saskia de Bodt

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri