In 2014 roemde het Nobelprijscomité Patrick Modiano’s gave
om de meest ongrijpbare menselijke lotsbestemmingen en de wereld van de
bezetting op te roepen. Ook in zijn derde roman, De ringboulevards (1972), blinkt de schrijver daarin uit.
De verteller blikt terug op de laatste grimmige maanden van
de Duitse bezetting van Frankrijk: ‘Wij leefden in een “rare tijd”. Niets waar
je je aan vast kon klampen. Het schoot me te binnen dat ik een vader had’. De
ik-figuur was toen achter in de twintig en had zijn vader tien jaar eerder na
een ‘smartelijke gebeurtenis’ uit het oog verloren. Via serveersters in Parijse
theesalons, barkeepers en hotelportiers begon hij zijn zoektocht en kwam zo op
het spoor van een stel nachtbrakers met wie zijn vader, alias baron Chalva
Deyckecaire, omging. Wanneer hun bezigheden hen niet aan Parijs bonden, brasten
ze erop los in een dorpje aan de rand van het woud van Fontainebleau.
De verteller, die zich voordeed als schrijver, boekte er
onder de valse naam Serge Alexandre een kamer in het hotel waar het clubje veel
tijd zoekmaakte. Dat hij door zijn vader niet werd herkend, ontlokte hem weinig
meer dan de bedenking: ‘Misschien was hij in die tien jaar zelfs vergeten dat
ik bestond’. Hij infiltreerde in het gezelschap in de hoop te achterhalen
waarom zijn vader zich ondanks zijn joodse afkomst voor de kar liet spannen van
die bende gangsters die heulden met de bezetter. De gegevens die de zoon over dit
mondaine uitschot vergaarde, legde hij vast in een kaartsysteem. Centraal
stonden Jean Murraille, journalist en uitgever van een dubieus weekblad; de
gewezen legionair Guy de Marcheret, die op trouwen stond met Murrailles
dochter; Murrailles minnares, de roodharige Sylviane Quimphe die altijd en
overal in haar rijkostuum opdaagde.
Omdat
zijn vader ondanks het speurwerk ‘een vaag silhouet in het licht van een
waaklampje’ bleef, besloot de verteller dan maar om dingen rond hem te
verzinnen. Dat is wat er gebeurt in de tweede helft van de roman. Geregeld
richt de zoon zich daarin rechtstreeks tot zijn vader. Soms lijken die passages
de neerslag van een dialoog die echt plaats heeft gevonden, soms zijn het
hersenspinsels. De grens tussen droom en realiteit wordt tevens vager doordat
de zoon zijn vader soms vanuit een soort prenataal geheugen lijkt te benaderen:
‘Ik was in de tijd teruggegaan om u op het spoor te komen en te volgen. Welk
jaar was het? Welke periode? Welk leven? Hoe was het wonderlijke feit te
verklaren dat ik u kende, voordat u mijn vader werd?’
Een aantal autobiografische elementen zindert onder de
oppervlakte van het netwerk dat door Modiano’s romans wordt gevormd. Dit is
niet anders in De ringboulevards,
waarin de echo klinkt van de eenzame en verwarrende jeugd van de schrijver,
alsook van zijn vaders clandestiene praktijken tijdens de oorlog – zelfs de
roze diamant die hij toen kocht, duikt ook hier weer op.
Meer dan eens heeft Modiano, geboren in 1945, de
bezettingsjaren een periode genoemd waarin uitzichtloze liefdes oplaaiden
tussen mensen die elkaar in vredestijd nooit zouden hebben ontmoet. Zelf ziet
hij zich als een kind uit zo’n noodlottige relatie. Zijn ouders keken
nauwelijks om naar hem en zijn broer, Rudy. Zijn moeder, een Vlaamse
tweederangsactrice die naar Parijs was getrokken, had het te druk met haar
carrière. Zijn vaders aandacht ging vooral uit naar allerhande louche zaakjes,
waarbij hij zich tijdens de oorlog ondanks zijn Italiaans-joodse afkomst had
ingelaten met collaborateurs.
Patrick Modiano brak
op zijn eenentwintigste met zijn vader. Wel is hij onder meer blijven graven naar
de ware toedracht rond diens band met de in De
ringboulevards terloops vernoemde Eddy Pagnon, een lid van de Franse
Gestapo. Na een razzia zou die Modiano senior de hand boven het hoofd hebben
gehouden. Een sluitend bewijs daarvoor heeft de auteur echter nooit gevonden.
In het personage van Sylviane Quimpfe klinkt de echte Sylviane Quimfe door, met
wie een kennis van zijn vader was bevriend. Deze biljartkampioene maakte ook
naam als een van de protegees van de Duitsers die als de ‘Comtesses de la
Gestapo’ de geschiedenis zijn ingegaan.
De ringboulevards is een Modiano pur sang.
Het verhaal is in een soort schemerduister gehuld, waarin de hoofdpersoon een
schim achtervolgt die hem voortdurend ontglipt, er zijn de valse namen
waarachter sommige personages zich verschuilen, droom/verbeelding en
werkelijkheid schuiven subtiel over elkaar heen. Woorden, gebaren en gezichten
krijgen door dit alles iets wazigs, de contouren van de personages worden nooit
helemaal scherp, sommige mysteries blijven onopgehelderd.
Amsterdam : Querido 2015, 159 p., Vert. van: Les boulevards
de ceinture door Edu Borger. ISBN 9789021459219
deze pagina printen of opslaan