Letterkunde

Rudi Rotthier: De naakte perenboom

door Yvan de Maesschalck

Geen postklassieke filosoof blijkt meer tot de literaire verbeelding te spreken dan de Nederlandse migrant van Portugees-joodse afkomst Baruch d’Espinoza/Benedictus (Bento) de Spinoza (1632-1677), auteur van onder meer de Tractatus theologico-politicus (1669/1670) en de onvolprezen Ethica ordine geometrico demonstrata (1677). Behalve Multatuli, George Eliot en Herman Gorter hebben bijvoorbeeld ook Jorge Luis Borges, Somerset Maugham, Maarten ’t Hart, Boudewijn Büch, Leon de Winter en Paul Auster zich uitdrukkelijk op Spinoza beroepen om hun wereldbeeld gestalte te geven. Wanneer Rudi Rotthier in De naakte perenboom ‘de revival van Spinoza […] in de late jaren negentig’ situeert, valt daar wellicht op af te dingen. Als hij echter bedoelt dat de academische belangstelling vooral de laatste jaren in een stroomversnelling is gekomen, heeft hij wel degelijk een punt. Daar is zijn uitstekend gedocumenteerde boek het overtreffende bewijs van.
De ondertitel luidt: Op reis met Spinoza. De auteur heeft geprobeerd ‘overal te komen en logeren waar Spinoza ooit met zekerheid is geweest’. In het biografische eerste deel spoort Rotthier naar Amsterdam, Rijnsburg, Voorburg, Schiedam en Den Haag, de plekken waar Spinoza achtereenvolgens woonde. Hij diept daarbij meer dan één smeuïge anekdote op die ‘in Spinozabiografieën om verdedigbare redenen onvermeld’ is gebleven en vermenselijkt het beeld van de geniale filosoof die ten onrechte als een bebrilde asceet wordt voorgesteld. De contacten die hij met vooraanstaande figuren als Adriaen Koerbagh, Franciscus van den Enden, Christiaan Huygens en Simon Joosten de Vries heeft gehad, ‘humaniseren’ de denker die onder meer door zijn verbanning uit de joodse gemeenschap en zijn omstreden ‘vrouwenstandpunt’ hoe dan ook raadselachtig blijft.
Het tweede deel bevat het relaas van een reeks indringende gesprekken met prominente Noord-Nederlandse Spinoza-onderzoekers die de auteur in hun eigen habitat is gaan opzoeken. Rotthier: ‘Ik reis langs academici, ik reis langs amateurs. […] Ik ben geneigd de amateurs te verkiezen’. Wim Klever, Fokke Akkerman, Kamerlid Ahmed Marcouch, Miriam van Reijen, Stan Verdult, Nanne Bloksma, Adrie Hoogendoorn, Rikus Koops en Jan Knol laten hun licht schijnen over Spinoza. Ze brengen, bij alle gemeenschappelijke inzichten, een veelkantig beeld tot stand van een ‘onweerstaanbare’ filosoof die voorhoudt dat ‘de wereld zich gedraagt volgens te ontwarren wetten en […] niets in die wereld aan die wetten ontsnapt’.
Rotthier doet er alles aan om Spinoza in een zo breed mogelijk historisch kader in te bedden. Er zijn uitvoerige uitweidingen over roerige toestanden als de tweestrijd tussen Maurits van Naussau en Johan van Oldenbarnevelt, de onvrede tussen remonstranten en contraremonstranten, de poging tot staatsgreep van stadhouder Willem II in 1650, het Eeuwig Edict, dat het stadhouderschap voorgoed afschafte in 1667, de moord op de gebroeders De Witt in 1672, enzovoort. Af en toe dreigt het boek daardoor nodeloos wijdlopig te worden.
Maar de auteur slaagt er met glans in een aantal ethische beginselen te toetsen aan hedendaags gedachtegoed en de politieke waan van de dag. Daarom moet dit boek vooral gelezen worden als een volgehouden oefening in toegepaste ethiek. Rotthier spreekt zich over allerlei heikele kwesties uit, maar formuleert in het spoor van Spinoza altijd weer bedachtzaam. Hij maakt bedenkingen bij de latere zaligverklaring van Spinoza’s tijdgenoot Niels Stensen, die zijn voormalige geestesgenoot al in 1669 op de index deed belanden, bij de schone schijn die doorgaat voor politieke correctheid, bij een figuur van rechtse signatuur als Geert Wilders en bij het opportunisme in de (hedendaagse) politiek. Er zijn voor Rotthier paradoxen te over: de vermeende almacht van het zogenaamde rayonhoofd bij een nakende Elfstedentocht, de tegenstelling tussen de moorddadigheid van sommige Amerikanen en hun hang naar godsdienstigheid, de ondemocratische (uit)werking van de democratie (passim), het (relatieve) waarheidsgehalte van absoluut geachte beweringen, Vereniging Martijn die pedofiele handelingen maatschappelijk oorbaar wil maken en ga zo maar door.
Bovendien lichten een paar dimensies op die het boek een onmiskenbare toegevoegde waarde verlenen. Zo is het onder meer (ook) een onversneden antropologische verkenning van de Nederlandse tijdgeest, vaak in vergelijking met die van België. De bedenkingen van Rotthier zijn vaak hoogst relevant en leiden tot prikkelende conclusies als deze: ‘Nederland incasseert mislukking en glorieert in winst. België geneert zich voor succes, wantrouwt het en heeft voor mislukking onaanvaardbare excuses’. Tegelijk is De naakte perenboom een boek over taal, meer bepaald die van auteurs die de Nederlandse standaardtaal bewust hebben helpen formeren. Innoverende denkers als Koerbagh en Van den Enden hebben prachtige woorden gemunt, die niet altijd hebben overleefd maar ook nu nog tot de verbeelding spreken: ‘waangeloof’ voor bijgeloof, ‘neskebol’ voor idioot, ‘hersenschilderij’ voor ‘imbeelding’, ‘pontgaarder’ voor graanhandelaar. ‘Het spartelende taalgebruik van de zeventiende eeuw illustreert de toenmalige passie om te weten en te begrijpen’.
Een vergelijkbare passie ‘om te weten en te begrijpen’ kenmerkt ook Rotthiers nieuwe boek. Net als in zijn eerdere journalistieke zoektochten naar het hart van de islam (De koranroute, 2003) of dat van de Verenigde Staten (Het land dat zichzelf bemint, 2005) tracht de auteur Spinoza’s verkenning van wat ‘God’ mag worden genoemd, wat onder substantie, attributen en affecten moet worden verstaan, gaandeweg te doorgronden of toch te verhelderen. In dat opzicht is het slothoofdstuk de synthese van een intellectuele wereldreis: ‘Niet oordelen, begrijpen. Geen verklaringen buiten de natuur accepteren. Voorwaardelijk denken. Goed en kwaad zijn andere woorden voor nut en onnut, […] je kan maar beter met een zekere welwillendheid in het leven staan, zonder dat die welwillendheid tot verdwazing of verblinding leidt’.
Er valt over dit aanstekelijke boek nauwelijks een onvertogen woord te zeggen. Wie het leest, kan onmogelijk de aandrang weerstaan de Ethica van Spinoza zelf (weer) ter hand te nemen, bijvoorbeeld in de uitmuntende vertaling van Corinna Vermeulen (Amsterdam, 2012). Wie zich bovendien weet te gedragen als ‘een enthousiast twijfelaar’, zoals Rudi Rotthier alvast zichzelf omschrijft, kan alleen wijzer naar het leven terugkeren, want ‘de vrije mens denkt aan niets minder dan aan de dood. Zijn wijsheid is geen beschouwing van de dood, maar van het leven’ (Ethica, Deel IV, stelling 67).

Rudi Rotthier, De naakte perenboom, Atlas Contact Amsterdam, 2013, 394 p., € 21,95. ISBN 9789045025520. Distributie: Veen Bosch en Keuning

Oorspronkelijk verschenen in de Leeswolf 2013

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri