Met zijn vijfde in het Nederlands vertaalde boek, Ik heet Karmozijn, graaft Orhan Pamuk diep in de Turkse geschiedenis. Het machtige Osmaanse rijk en de miniatuurkunst vormen de achtergrond voor een verhaal over een handvol figuren die meer dan lief en leed delen in het winterse Istanboel van 1591.
Middels een moord, een liefdesgeschiedenis en een studie over de miniatuurkunst confronteert de auteur de lezer met zijn geliefde onderwerp: de spanning tussen vernieuwing en behoud, tussen West en Oost, tussen macht en frustratie.
Ter gelegenheid van de duizendste jaarwisseling volgens de islamitische telling wil de sultan van het Osmaanse rijk een belangrijk boek laten samenstellen. Hij wil zichzelf daarin vereeuwigd zien, al is dat in strijd met de geldende regels, waarin het aanbidden van afbeeldingen wordt beschouwd als blasfemie. Schilderkunst moet zich beperken tot verluchtingen in de rand van manuscripten. In het toonaangevende Venetië kiezen kunstenaars echter zelf hun thema's en schilderen ze in een individuele stijl, realistisch en met perspectief. Daarom laat de sultan officieel het 'Boek der Ceremoniën' verluchten onder supervisie van de hofilluminator en in het geheim een afbeelding van zichzelf toevoegen. Het boek zal hij als geschenk aan de Doge van Venetië buiten zijn rijk voor de eeuwigheid bewaren.
Meester Osman verzamelt zijn beste miniaturisten rond zich: de Vlinder, de Olijf, de Ooievaar en de Priegelaar, het zijn de bijnamen die hij hen als leerlingen gaf. De Priegelaar is de meest conservatieve en hij wordt vermoord. Hoe en waarom wordt ons verteld door de moordenaar zelf, die één van de andere illuminators is, maar verder zijn identiteit verbergt tot het laatste hoofdstuk. Ook Oom, die de geheime opdracht van de sultan heeft aanvaard, ontvangt de vier kunstenaars voor wat de moeilijkste opgave blijkt: een realistische afbeelding maken van de machtigste man die ze kennen. Tegelijk voedt het hun jarenlange onderlinge afgunst. Oom heeft zijn neef Kara als steun bij zich gevraagd, alhoewel die een veeleer middelmatig kunstenaar is. Oom bracht hem zelf de principes van de miniatuurkunst bij en leerde hem ook de beperkingen van de traditionele stijl en de mogelijkheden van de vernieuwing. Zoals alle jongemannen die bij zijn oom over de vloer kwamen, raakte Kara verliefd op diens beeldschone nicht Sjekure. Oom ontzegt hem de toegang tot het huis en Kara verlaat Istanboel voor twaalf jaar. Sjekure trouwt met een cavalerist, ze krijgt twee zonen en ziet haar man daarna niet meer terugkeren uit de oorlog. Haar schoonvader heeft haar uiteindelijk laten terugkeren naar haar vader omdat zijn tweede zoon haar al te fel begeert. Die avances zijn Sjekure niet ongenegen, maar omdat ze niet terugwil naar het donkere huis van haar schoonfamilie, lijkt een huwelijk met Kara de beste oplossing. Terwijl de mannen zich druk maken over kunst en misdaad, weeft de mooie Sjekure een net van intriges waarin ze hen kan manipuleren en gebruiken.
Dit is een roman met vele facetten en met vele vertellers. Elke verteller reikt een andere dimensie aan. Kara vertelt over zijn liefde, Sjekure over haar huwelijkskansen, Oom over de geheime opdracht van de sultan en Osman over het boek. De moordenaar richt zich rechtstreeks tot de lezer om zijn wandaad te beschrijven, maar onder zijn bijnaam als illuminator sluit hij zich aan bij de anderen, die pochen over hun talent en parabels vertellen over stijl, volmaakte weergave of modernisering. Het doet je vanzelf naar aanwijzingen zoeken om zijn identiteit te achterhalen. Moord en liefde zijn enkel de verhaalthema's. De echte onderwerpen van het boek vind je in de filosofische bespiegelingen en de uitweidingen over de kunst. Geld, kunst, liefde, macht, het zijn de drijfveren voor de diepste, ijdele wensen van de sultan. Ze zijn de bron van naijver onder de miniaturisten en vormen meteen het belangrijkste motief voor de moord op de Priegelaar. Ze zijn vooral de fascinaties van de auteur, die de aantrekkingskracht tussen West en Oost in een ander perspectief wil plaatsen en daarom soms iets te monumentaal wil schrijven en het verhaal soms te veel naar de achtergrond duwt. Hij gaat op zoek naar wat een cultuur vormt en al blijven Istanboel en Turkije in het centrum staan, hij schrijft voor de wereld en voor elke lezer.
Ik heet Karmozijn is overigens ook een psychologische roman, die historische fictie en maatschappelijke beschouwingen kunstig in elkaar vlecht.
Orhan Pamuk, Ik heet Karmozijn, De Arbeiderspers Amsterdam, 2003, 523 p., € 15. ISBN 9029536608. Vert. van: Benim adim Kirmizi door Dorleijn, Margreet / Van der Heijden, Hanneke
Oorspronkelijk verschenen in De Leeswolf 2003
deze pagina printen of opslaan