Op een werkdag ? en veel andere dagen kent hij niet ? zondert Orhan Pamuk zich tien uren af om te schrijven. Dat heeft tot nu acht romans opgeleverd en heel wat andere literaire bijdragen, van kortverhalen tot essays. Een selectie van wat de auteur zelf benoemt als autobiografische teksten, herinneringen en overwegingen werden verzameld in De andere kleuren. Op één na zijn ze allemaal eerder verschenen in kranten, tijdschriften of als voorwoord bij een vertaling. Doelbewust kiest Pamuk zijn vader als centrale figuur voor zijn eerste verhaal. Het is een bezielde terugblik op de man die hem de literatuur leerde kennen, die zorgeloos door het leven stapte, zelfs bij grote tegenslagen, en die hem zelden of nooit iets verbood. Het verhaal opent met zijn vaders dood, de laatste zin rondt de terugblik beklijvend af: "de dood van iedere man begint met die van zijn vader". De laatste zin krijgt trouwens vaker veel aandacht van Pamuk. Het zou de moeite lonen een verzameling ervan te selecteren, wat een hoop wijsheid, kernachtige formuleringen en mooie taal zou opleveren.
Het leven en zijn bekommernissen vormen het onderwerp van het eerste deel beschouwingen. Pamuk verstaat de kunst zijn onderwerp tot leven te wekken, om het even wat het is: de stad Istanbul, zijn familie, het vlees bij de slager uit de wijk, een veerboot op de Bosporus. Door details precies te beschrijven, maar niet al te uitvoerig, roept hij beelden op die je zelfs als volslagen buitenstaander weet te vatten. Zijn taal en stijl tekenen hiervoor, maar vooral zijn liefde voor datgene waarover hij vertelt. Observaties zoals van een meeuw in de regen of de straat na een storm lijken luchtige sfeerstukjes, maar de auteur onderscheidt steeds wat belangrijk is of niet, mooi of lelijk en de observator verschijnt als iemand die altijd nadenkt en schrijft met een ernstige ondertoon. Zelfs de beschrijvingen van enkele vertederende geluksmomenten met zijn dochtertje Rüya vormen hierop geen uitzondering. Ook andere anekdotes stoelen op de realiteit van Pamuks dagelijkse leven, vroeger en nu. Als kind verwondert hij zich erover hoe onderdanig en poeslief kappers zijn tegenover hun klanten, maar ze na hun vertrek uitvoerig becommentariëren. Hypocrisie en woede worden zo vermengd met het vakmanschap van de kapper en de angst van het kind om familiegeheimen prijs te geven. Tot veel later het besef doordringt dat een kapper die niet roddelt en uithoort, geen echte kapper is. Pamuk aarzelt ook niet om dramatische gebeurtenissen te beschrijven, zoals de aardbeving in Istanbul tien jaar geleden. Hij schuwt sensatie maar interesseert zich voor de reacties van de mensen, voor hun levensfilosofie, voor de angst voor de grote klap en de manieren waarop ze deze angst proberen te bedwingen.
Een groot deel van dit boek is gewijd aan de literatuur, zowel aan boeken van anderen als aan het eigen werk. Je merkt dat Pamuk uit een verwesterde Istanbulse familie stamt, die de ogen richt op de wereld in zijn totaliteit. Hij kent de klassiekers als Victor Hugo, Borges, Kafka, Camus, Proust, Dostojevski of de Turkse vader van de literatuur Yasar Kemal. Hij kent ze niet alleen, ze liggen hem nauw aan het hart en hij leest en herleest ze. Maar ook Rushdies Duivelsverzen of de verhalende romans van Vargas Llosa krijgen zijn aandacht. Wie Pamuks oeuvre goed kent, zal zeker geïnteresseerd zijn in de bijdragen over zijn eigen werk. Hij licht o.m. toe hoe hij gebruik maakt van inspirerende voorbeelden en verscheidenheid is hier troef. Boeken schrijf je vandaag voor een internationaal publiek en tegelijk situeren heel wat van zijn werken zich in Istanbul, de stad die hij nooit defintief zal kunnen verlaten. Pamuk wil een moderne schrijver zijn, die experimenteel durft schrijven. Zijn eerste roman, De heer Cevdet en zonen, noemt hij zelf ouderwets en hij heeft enige spijt hem geschreven te hebben. Hij wil geen twee romans schrijven in dezelfde stijl, in elk nieuw boek wil hij alles veranderen. Toch blijft Pamuk dichter bij de realiteit dan men vaak vermoedt. Niet enkel zijn personages zijn gebaseerd op mensen die hij op een of andere manier heeft gekend, ook straten en pleinen, miniaturen, snoepgoed of winters vol sneeuw zijn ontleend aan de persoonlijk beleefde werkelijkheid.
Hoezeer je ook geniet van de beschouwingen, bij een auteur als Orhan Pamuk kijk je toch uit naar het enige verhaal dat deze bundel telt. Het sluit thematisch aan bij de voorgaande bijdragen en je ontdekt snel dat het autobiografisch is. 'Uit het raam kijken' was de geliefde bezigheid van de hele familie vóór de televisie in Turkije kwam. Het verdreef de verveling en leverde informatie en buurtverhalen op. Uit het raam kijkend ziet de kleine Ali zijn vader vertrekken naar Parijs, zonder medeweten van zijn moeder of anderen. Hier is het kind aan het woord dat niet begrijpt en zijn verzameling plaatjes van beroemdheden belangrijker vindt. Eerder in de bundel reflecteerde de volwassen schrijver op het vertrek van zijn eigen vader, ruim veertig jaar geleden, naar het Westen. Contrast en complementariteit reiken elkaar hier de hand.
Menig Turkse lezer zal zich de vraag stellen of Pamuk niet al te zeer verwesterd is. Zijn literaire inspiratie strekt zich uit van de oude, Osmaans-Turkse cultuur over geliefde schrijvers als Dostojewski of Nabokov tot straatventers in Istanbul. In het deel dat hij wijdt aan politiek-maatschappelijke thema's brengt hij het proces ter sprake dat enkele jaren geleden tegen hem is gevoerd. Generaals, politieagenten en heiligen worden in Turkije bij het leven geëerd, schrijvers moeten eerst door de mangel van justitie gehaald worden, zo mijmert hij. Het weerhoudt hem niet literatuur op het hoogste niveau af te leveren.
Orhan Pamuk, De andere kleuren, De Arbeiderspers Amsterdam, 2008, 525 p., € 32,5. ISBN 9789029565660. Vert. van: Öteki renkler : seçme yazilar ve bir hikâye door Van der Heijden, Hanneke
Oorspronkelijk verschenen in De Leeswolf 2008
deze pagina printen of opslaan