"De dadaïsten", schreef Hugo Ball (1886-1927) in zijn dagboek Die Flucht aus der Zeit, "zijn de busselkinderen van een nieuwe tijd." Wie meer wil vernemen over de conceptie, de rijping, de geboorteweeën en de eerste kreten van die nieuwe mens, kan terecht in de historische terugblikken op het dadaïsme van de medestrijders. Als je echter ondergedompeld wil worden in de geest van de dadabeweging, lees je beter wat Arp haar 'geestelijk testament' heeft genoemd: een roman in grotesken, waar Ball in de jaren vóór, tijdens en na dada (1916) aan schreef en die pas in 1967 voor het eerst is gepubliceerd. Of je er een touw aan kunt vastknopen, is een andere vraag. De personages dragen symbolische namen als de Ziener, Vureschijn of Herrieschopper, barokke samenvattingen bij elk hoofdstuk geven een begin van duiding, de aantekeningen en de bij de drie delen afgebeelde foto's suggereren verbanden met de realiteit van die tijd, maar de overheersende indruk is er een van gewilde en systematische verwarring.
Van bij het begin wordt er op zoek gegaan naar een nieuwe God, maar aangetroffen wordt vooral het debacle van de gegeven traditie. Apocalyptische beelden wisselen af met verlossingsdromen. Verhalende passages vol agressie en leedvermaak worden doorspekt met lucide inzichten in de eigen geestestoestand en schuchtere aanzetten tot mystiek. "Een hersenbloeding kronkelt in hemelsblauwe wimpels. Blauwdorstige bontekoeien kruipen. Wie deze fallus heeft gezien, heeft ze allemaal gezien. Hij jakkerde langs de inktvis die Griekse spraakkunst leert en op een vélocipède rijdt. Langs de lampentorens en de hoogovens waarin de lijken van de soldaten 's nachts opvlammen. En hij ontsnapte." Het verbale vuurwerk scheert hoge toppen, maar de beeldenvloed gaat behoorlijk vermoeien. Op het einde krijgt Tenderenda een gevoel waar de lezer al langer mee kampt. "De woordspelingen, wonderen en avonturen hebben hem murw gemaakt. Hij smacht naar vrede, stilte en Latijnse onthechting." Er is verhalend proza uit die tijd dat in zijn geheel overtuigender is: Carl Einsteins Bebuquin of Albert Ehrensteins Tubutsch, en natuurlijk het werk van Kurt Schwitters. Hugo Balls talenten liggen veeleer op het lyrische vlak. Dat blijkt uit de in dit boek voorkomende hymnen waarin blasfemie en mystiek samengaan en een paar absurde en klankgedichten als het beroemde 'jolifanto bambla oo falli bambla..'. Wat in Tenderenda de fantast blijft verbazen, is de niet ophoudende taalcreativiteit, die in de vertaling minstens zo sterk schittert als in het origineel.
Hugo Ball, Tenderenda de fantast, Vantilt Nijmegen, 2000, 93 p., ill. € 598. ISBN 9075697287. Vert. van: Tenderenda der Phantast door Mysjkin, Jan H.
Oorspronkelijk verschenen in de Leeswolf 2000
deze pagina printen of opslaan