Het slotdeel van de trilogie 'Nobodaddy's Kinder' was toen het in 1951 verscheen een toekomstroman die zich afspeelde in een heel nabije toekomst. De ikfiguur dwaalt in 1960 als enige overlevende van een atoomoorlog door het desolate Noord-Duitsland. In zijn eigen fragmentarische verteltechniek van losse waarnemingen, indrukken, gedachten en herinneringen evoceert Schmidt het apocalyptische landschap, waarin skeletten, halve ruïnes en talloze rondslingerende voorwerpen getuigen van de catastrofe. "Alweer gissen : dat moet een vetzak zijn geweest, die 's avonds tevreden zijn eindje worst verorberde; dit een leptosoom met alpinopet en menjoubaardje; daar een stommeling met kaal eihoofd; hier een christelijk georiënteerde maagd met of zonder bril." Aan de rand van heide en bos bouwt de ikfiguur een hut, in het vooruitzicht zijn dagen door te brengen met zijn geliefde boeken en zijn interesse voor wiskunde en astronomie. Onverwacht blijkt hij niet de enige overlevende te zijn...
Van de drie delen, die je zonder meer afzonderlijk kan lezen (Uit het leven van een faun en Brand's Heide, is dit het meest monologische. Voor Schmidt waren deze boeken niet zozeer verhalen als wel 'gedachtespelen'. Hier zet hij op een vrije en in vele richtingen uitwaaierende manier zijn visie op de geschiedenis uiteen. De ikfiguur is een onvervalste misantroop, die zich eigenlijk opperbest voelt nu hij van zijn soortgenoten verlost is. Genadeloos ontmaskert hij "de mensen [die] nu al ettelijke millennia almaar in dezelfde kring van dwaasheden, misvattingen en misbruiken ronddraaien". In feite blijkt hij vooral een ontgoochelde rationalist, niet vrij van pedanterie en met een bijna romantische liefde voor de eenzame natuur. "Veel paddestoelwrakken (van vorig jaar nog); diep binnenin beuzelde een beekje tussen felgroen opgesmukt rijs, sijpelde uit een grote weide tezamen, wetteloos en mooi." Zijn weetgierigheid en ondernemingslust, zijn geestdrift wanneer hij een vrouw ontmoet (een nieuw begin?) en zijn fascinatie door de wisselende maan maken deze robinsonade minder pessimistisch dan de theorie die wordt verkondigd. Het feit dat het bevroren leven -- beschreven in kleine details, met citaten uit brieven en herinneringen aan alledaagse handelingen -- nu al 40 jaar achter ons ligt, geeft er ook weer iets van kwetsbare waarde aan. Zo wordt deze misantropische wensfantasie tegelijk een autenthieke waarschuwingsutopie. En, zoals altijd bij Arno Schmidt, een 'creatorium' van een ongelooflijk spitse en taalvaardige, op zelfstandigheid bedachte geest. Dankzij de uitstekende vertaling kun je dit prozaboek ook in het Nederlands lezen als wat het eigenlijk is: illusieloze poëzie.
Arno Schmidt, Zwarte spiegels, Perdu Amsterdam, 2000, 92 p., € 650. ISBN 9051880790. Vert. door Mysjkin, Jan H.
Oorspronkelijk verschenen in de Leeswolf 2000
deze pagina printen of opslaan