Doornroosje slaapt al 99 jaar, de prins hoopt haar weldra wakker te kussen. Een jaar lang schrijft P. brieven aan haar. Brieven vol verlangen, vol twijfels, aarzelingen en muizenissen, vooruitlopend op het geluk van de vervulling, terugdeinzend voor talloze hindernissen. Doornroosje is een sprookjesfiguur, en de prins beseft dat goed: "Omdat je niet bestaat schrijf ik je". Maar verzinnen is bij Tellegen nooit gelijk aan liegen. Misschien is het gewoon de manier om de waarheid te zeggen die anders nooit aan de oppervlakte komt. De waarheid van een mensenleven, bijvoorbeeld: steeds weer illusies najagen, afstand voelen en nabijheid, soms door een hel moeten, en dan plots in de zevende hemel zijn. Die stemmingswisselingen en existentiële ups en downs beschrijft Tellegen luchtig, bedrieglijk eenvoudig vertellend, waarbij hij put uit de voorraadkamer vol tijdloze sprookjesingrediënten: lakeien, kastelen, zolderkamers, boeren en oude vrouwtjes, rozenhagen, ravijnen en spinnewielen. Het eindeloze variëren met deze motieven begint wel eens te vermoeien. Willekeur haalt het, het dreigt melig te worden en een groot Herman van Veen-gehalte te krijgen: tappen uit een oud vaatje. Maar deze brieven zijn niet van gisteren: "Je bent op tientallen manieren symbolisch", merkt de prins ergens op. Net als bij dromen geldt hier Nijhoffs aansporing: "Lees maar, er staat niet wat er staat". Filosofische en intertekstuele knipoogjes zijn niet van de lucht. "Ik verlang, dus ben ik mijzelf". Zo zet de prins het cartesiaanse rationalisme op zijn kop. En de tegenstemmen van de prinselijke zoektocht naar geluk, de oplossing van het levensraadsel, de vervulling van het bestaan en waar Doornroosje -- naast de (ge)liefde uiteraard -- nog allemaal mag voor staan, klinken scherp en hedendaags: "Denkt u dat het mogelijk is haar echt wakker te kussen? Denkt u dat er ooit vrede komt? Denkt u dat op een dag al uw wanhoop spoorloos verdwenen is? Denkt u dat u nooit ziek zult worden, nooit uw leven zult haten en nooit dood zult gaan?" De brieven van de ikfiguur, die in steeds nieuwe omstandigheden een ander facet van zijn persoonlijkheid ontdekt (soms is hij een kasteel, soms is hij zelfs dood), vormen het dagboek van een vlottend subject: één iemand, niemand en iedereen. En natuurlijk bevatten de Brieven aan Doornroosje ook voortdurend Tellegens poëtica, die verder wijst dan de literatuur: "Wat zal ik doen? (Mijn lievelingszin.) Je een illusie laten? (Het vraagteken is mijn lievelingsleesteken.) Misschien (mijn lievelingswoord) is dat wel de kunst van het leven: heel nauwkeurig en voorzichtig de onhandigste illusies op de rand van de diepste afgronden laten wankelen." Een boek dat je traag moet lezen: één brief per dag bijvoorbeeld, een jaar lang.
Toon Tellegen, Brieven aan Doornroosje, Querido Amsterdam, 2002, 371 p., € 22,5. ISBN 9021484552
Oorspronkelijk verschenen in de Leeswolf 2002
deze pagina printen of opslaan