Vertaald proza

Hans Pleschinski: Portret van een onzichtbare

door Erik de Smedt

Portret van een onzichtbare begint als een wervelende roman. De ikverteller brengt de oudejaarsnacht van 1999 door in Parijs, op bezoek bij zijn avontuurlijke vriend Serge, iemand met een sterke uitstraling voor wie alle deuren opengaan, organisator van "een erotische salon met voortdurend wisselend personeel". Hij herinnert zich hoe Serge zijn tweede grote liefde werd, toen hij op 19-jarige leeftijd, in 1975, voor het eerst naar Parijs ging. Versailles werd voor hen de grote openbaring: "Versailles was de utopie dat je jezelf niet liet vallen, dat je jezelf -- voor het geval het universum eindeloos en zwart was -- in de eenmaligheid waarnam." Hoe dat programma van de Zonnekoning in de homoscene in de praktijk werd gebracht tot aids toesloeg, is één rode draad in de grillig vertelde herinneringen van de Duitse auteur Hans Pleschinski, die eerder o.m. de correspondentie tussen Voltaire en Frederik de Grote en de brieven van Madame de Pompadour heeft vertaald. Nog belangrijker is de hommage aan zijn levensgezel, de gedreven Münchense galeriehouder en kunstkenner Volker Kinnius, die in 2001 aan aids overleed. Volker was 17 jaar ouder dan Hans en ze waren 23 jaar bij elkaar. De lijkklacht die de auteur wil schrijven, wordt ondanks het verdriet om de ziekte, de aftakeling en het verlies geen moment larmoyant. Het hele boek is een dans op de vulkaan. "Ik wil feestelijkheid en vitaliteit" aan de Duitse literatuur toevoegen, schrijft de verteller op een bepaald moment. Zijn partner is "iemand voor wie er geen starre grens bestond tussen normaliteit en veronderstelde gekte". Hun relatie kent ups en downs, en hun trouw is rekbaar. Een levensgezel sluit, zeker voor Hans, het hebben van minnaars niet uit. Ze blijven ook apart wonen, zij het in hetzelfde flatgebouw. Ze voeren zwierige, gecultiveerde gesprekken over kunst, literatuur, theater, muziek, het leven en de liefde. Sommige dialogen (cursief gedrukt) zijn fictief, na de dood gevoerd en niet vrij van pathos. Er ontstaat een zedenschets van de promiscue homoscene in de Bondsrepubliek en zijdelings in Frankrijk: in de jaren '50 het gevecht om los te komen uit het odium vanwege 'tegennatuurlijkheid', de vrijgevochten jaren '60 en '70, de ravage die aids aanricht. De belevenissen in de privékring, het homo- en het kunstenaarsmilieu worden gerelateerd aan de politieke en maatschappelijke gebeurtenissen in Duitsland en de wereld. Zo lijkt het erop dat het boek ook een beknopte kroniek van de tweede helft van de 20e eeuw wil zijn, waarbij de verwijzing nogal eens beperkt blijft tot 'name dropping'. Er staan gelukkig ook talrijke scherp en gedetailleerd beschreven scènes in die de geschiedenis tot leven wekken. Na de val van de muur bijvoorbeeld wordt de ik-verteller in het stationsrestaurant van Leipzig voor het eerst geconfronteerd met het racisme van neo-nazi's tegenover een zwarte. De combinatie van non-fictie en romantisering heeft zijn hachelijke kanten, en de grillig gehanteerde chronologie zorgt bij het lezen meer dan eens voor verwarring. Als evocatie van de homoscene is Portret van een onzichtbare bijzonder revelerend (soms ook schokkend), als requiem voor de in zijn strijd tegen aids tot op het laatst optimistische en dynamische Volker Kinnius zonder meer indrukwekkend.

Hans Pleschinski, Portret van een onzichtbare, Atlas Amsterdam, 2005, 255 p., € 24,9. ISBN 9045009781. Vert. van: Bildnis eines Unsichtbaren door Gielkens, Jan

Oorspronkelijk verschenen in de Leeswolf 2005

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri