Nederlands proza

Allard Schröder: Nieuwe tijden

door Erik de Smedt

De essaybundel van roman- en verhalenschrijver Allard Schröder begint met een stuk waarin hij de lof zingt van Alexandrië als stad die door de woorden tot de verbeelding spreekt. Dit houdt ook de essays en informatieve stukken in deze bundel samen: een pleidooi voor stijl en voor de scheppende kracht van fictie. De schrijver, geboren in 1946, vindt dat hij tot twee werelden behoort: enerzijds die van de retorische traditie en hoge cultuur, anderzijds de egalitaire samenleving, waarin een stilistisch minimum voldoende wordt geacht en lage cultuur evenwaardig wordt bevonden. Schröder beweert dat hij cultuurpessimist noch -optimist is, maar op bijna elke bladzijde voel je het heimwee naar vroeger. Daar worden weliswaar kritische kanttekeningen bij geplaatst. Het genie van Goethe wordt in verband gebracht met het ideaal van de middelmaat, filmmaker Ingmar Bergman wordt tobberigheid verweten, Ernst Jünger en Yukio Mishima worden als a-historisch gekarakteriseerd. "De gestalten die ze hadden willen belichamen bestaan niet langer in de geest van de tijd en hebben geen plaats meer in de verbeelding van de hedendaagse samenleving". Tegelijk bekent Schröder dat er van die figuren een bekoring uitgaat "die nog de oude betekenis van verleiding heeft". Zijn essays over literatuur, film en muziek strijken dan ook de nieuwe tijd tegen de haren in. Op zich is daar niets mis mee, maar het is vreemd dat ze nauwelijks ingaan op het modernisme als breukmoment tussen de oude verheven traditie en de huidige nivellerende tendensen. Het wat dweperige stuk over Bruno Schulz trekt een parallel met de zoektocht naar een nieuwe taal van de modernisten, maar ziet over het hoofd dat Schulz' proza toch sterk naar het verleden is gericht. De 'Todesfuge' van Celan wordt tot viermaal toe een 'heilig' gedicht genoemd en in één moeite door wordt gezegd dat je er beter geen 'concreetheid' in zoekt. "Het is de kunst en niet de ellende die de auteur heeft doorgemaakt die 'Todesfuge' tot een indrukwekkend gedicht maakt". Zulke interpretatie lijkt sterk op verdringing en maakt het voorbehoud begrijpelijk dat Celan zelf later tegen dit gedicht had. Overtuigender is de essayist waar hij ambachtelijk en zakelijk zijn opvatting van stijl toelicht via een analyse van enkele passages bij A.F.Th. Van der Heijden of beschrijft hoe hij Bernard Schlinks De voorlezer zou herwerken. Ook de vergelijking tussen Arthur Schnitzlers Droomnovelle en Stanley Kubricks verfilming 'Eyes wide shut' snijdt hout, evenals de parallel die Schröder trekt tussen de atonaliteit in de muziek en het loslaten van de horizon in de non-figuratieve schilderkunst. Ronduit persoonlijk zijn 'Kleine autobiografie van een Nietzschelezer' en het stuk 'Pro domo' waarin Schröder een typologie van lezers ontwerpt en evalueert. De bundel stelt soms teleur door de schipperende houding van de essayist.

Allard Schröder, Nieuwe tijden, De Bezige Bij Amsterdam, 2006, 301 p., € 24,9. ISBN 9023420799

Oorspronkelijk verschenen in de Leeswolf 2006

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 3, MAART 2024

Binnen in de aarde is een berg

Hester Knibbe

De zomers

Ronya Othmann

Het mensenschip

Autran Dourado

Onze James. De vrouwen van Ensor

Jan Bultheel, Eric Min (nawoord)

Woestijnpassages

Emmelien Kramer

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 3, MAART 2024

Een toren van tijgers

Lizette de Koning, Gareth Lucas (ill.)

Eenbeen

Thijs Goverde

Roofvogels. De mooiste en machtigste dieren in de lucht

Walter De Raedt, Joris De Raedt (ill.)

Salto

Arndís Thórarinsdóttir, Linde Faas (ill.)

Springlevend

Saskia de Bodt

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri