Vertaald proza

Günter Grass: De rokken van de ui

door Erik de Smedt

In het verleden is Günter Grass (geb. 1927) herhaaldelijk gevraagd of hij er niet over dacht een autobiografie te schrijven. Telkens reageerde hij sceptisch. De scherpste herinneringen kreeg hij wanneer hij zich kon concentreren op verzonnen personages, vertelde hij in 1986 aan Heinrich Vormweg. In een interview met leerlingen in 2001 zei hij dat als hij autobiografisch zou beginnen te schrijven, hij meteen leugens zou vertellen. Sinds augustus 2006 is de autobiografie er: Beim Häuten der Zwiebel, letterlijk 'bij het pellen van de ui'. Grass-vertaler Jan Gielkens vond de associatie met het eerste hoofdstuk uit De blikken trommel te mooi om er niet De rokken van de ui van te maken.
Het zwijgen voorbij
Wat Grass lange tijd in het genre autobiografie tegenstak, was de stelligheid waarmee de schrijvers ervan pretenderen het verleden weer te geven als een 'zo en niet anders'. Zijn eigen ervaring ging daartegen in. Na al die jaren is het ik uit je jeugd een vreemde persoon geworden, wiens ervaringen je slechts fragmentarisch kunt reconstrueren, laat staan dat je het fijne weet van zijn beweegredenen. De ui, die rok na rok wil worden gepeld, de barnsteen die tegen het licht gehouden een ingekapseld fossiel toont en de oude film die soms hapert en tot beeldsla verwordt ? die drie metaforen gebruikt de auteur voor het moeizame herinneringsproces. Soms bewaart het geheugen nog slechts een onbeduidend detail, zoals de herinnering dat hij in het oorlogsjaar 1944 ergens een struik met wilgenkatjes streelde. Namen zijn verloren gegaan, hele periodes lijken te zijn verlopen zonder herinneringen na te laten. Anderzijds is literatuur het middel bij uitstek om wat voorbij is weer voelbaar te maken, en Grass heeft er nooit een geheim van gemaakt dat hij voor zijn fictionele werk stof uit zijn leven heeft gebruikt. Steeds weer wijst hij in De rokken van de ui op mensen die voor personages uit zijn romans model hebben gestaan; soms werden hun namen zelfs nauwelijks gewijzigd. Het boek bestrijkt Grass' jeugd en jonge volwassenheid, meer bepaald de periode tussen 1939 en 1959, toen Die Blechtrommel verscheen. Daarna begon Grass' openbare leven, in eigen en andermans geschriften zo goed gedocumenteerd dat hij er niet over denkt er iets aan toe te voegen. De rokken van de ui krijgt dus geen vervolg. Dat hij zijn autobiografie laat beginnen met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, is meer dan het kiezen van een willekeurige cesuur. Als kind van een Duitse vader en een moeder met Kasjoebische wortels (een etnische minderheid in het Poolse achterland van Danzig), zou Grass eigenlijk Harry Mulisch kunnen nazeggen: "Ik ben de Tweede Wereldoorlog". Op 12-jarige leeftijd maakt hij mee hoe een oom van hem bij het verdedigen van het Poolse postkantoor in Gdansk door de Duitsers standrechtelijk wordt neergeschoten. Het merkwaardige is dat er over die oom (en zijn gezin) van de ene op de andere dag ten huize Grass niet meer werd gesproken. Hij werd uit hun opportunistisch Duitse geheugen geschrapt. Grass tekent hierbij aan hoe vreemd het was dat hij, die honderduit vragen stelde en een opstandige jongen was, zijn ouders niet de vraag stelde naar het waarom. Dat zwijgen loopt als een rode draad door het boek.
De jonge Grass was een kind van zijn tijd, die op zijn tiende vrijwillig lid werd van het Jungvolk, later van de Hitlerjugend. Gesocialiseerd in het Derde Rijk, werd hij een meeloper, overtuigd van de rechtvaardige strijd van de Führer tegen de bolsjewistische stormvloed. "Om de jongen en dus mezelf te ontlasten kan niet eens gezegd worden: ze hebben ons verleid! Nee, we hebben onszelf, ik heb mezelf laten verleiden". Zeker speelde het antiburgerlijke van de Hitlerjugend een rol, voor Grass een vluchtweg uit de kleinburgerlijke mufheid waarin hij opgroeide. Escapisme was er ook op een andere manier. De jonge Grass schreef zijn "eerste roman, die vol moord en doodslag was" en die hij liet spelen in de tijd van het middeleeuwse Interregnum: "vluchten naar zo onherbergzaam mogelijk historisch terrein". Heeft hij dan geen voorbeelden van verzet gezien? Toch wel. Toen hij zich tijdens zijn diensttijd als luchtmachthelper op 15-jarige leeftijd vrijwillig als soldaat had gemeld ? voor vrijwillige duikbootrekruten bleek er echter een opnamestop te zijn ? en bij de Rijksarbeidsdienst werd ondergebracht, maakte hij elke morgen de uitdeling van de karabijnen mee. Eén jongen is hem bijgebleven, "een lange jongen die vlasblond was en blauwe ogen had en en profil zo'n langwerpig hoofd dat hij perfect geschikt was voor educatieve platen over de teelt van het noordse ras. [...] Niemand hield het langer uit bij de duurloop en was moediger bij het springen over modderige sloten. Niemand was zo snel in het binnen een paar seconden nemen van een steile klimwand." Toch is die jongen de echte uitzondering: hij weigert een wapen beet te pakken, liet het hem door de adjudant in zijn handen gestopte karabijn telkens weer vallen. Aanporren door de andere jongens, die straf verwachtten, hielp niet. Zijn nooit gevarieerde antwoord: "Wij doen zoiets niet". Als deze Getuige van Jehova later wordt afgevoerd naar het concentratiekamp Stutthof, zijn de jongens opgelucht. "De zweem van twijfel aan alles wat rotsvast geloof leek nam af". Eerder hadden een medeleerling die meer wist over Duitse verliezen en een leraar Latijn die op school verdween Grass niet aan het denken gezet.
Als de oproep komt, weet hij pas na een tijd bij welk legeronderdeel hij gaat horen: de Waffen-SS. Ergens in de Boheemse bossen zal hij tot tankschutter worden opgeleid. "In de rok van de ui staat niets gekrast waaraan een signaal voor schrik of zelfs ontzetting af te lezen zou zijn". Hij beschouwt de Waffen-SS als een elite-eenheid die ingezet wordt om een bres in het front te dichten, er gaat zelfs iets Europees van uit. "Excuses genoeg dus. En toch heb ik tientallen jaren lang geweigerd toe te geven dat ik iets met het woord en de dubbele letter te maken heb. Wat ik met de domme trots van mijn jonge jaren had geaccepteerd, wilde ik na de oorlog uit groeiende schaamte achteraf voor mezelf verzwijgen. Maar de last bleef, en niemand kon hem verlichten". Zijn vuurdoop krijgt Grass aan het oostfront in Neder-Silezië, waar hij als bij wonder de beschieting door een stalinorgel overleeft. Het hoofdstuk over deze ervaringen aan het front heet 'Hoe ik leerde bang te zijn' en bevat hallucinante taferelen, die in kracht niet onderdoen voor Goya's etsen over de verschrikkingen van de oorlog. Hij verzeilt achter de Russische linies, overleeft zo goedschiks mogelijk de chaos van de terugtocht en heeft het geluk een korporaal te ontmoeten die hem van zijn kraagversiering bevrijdt en een normale legeruniformjas 'organiseert': "Zoiets als jou knallen ze gewoon neer...". Op de vlucht wordt Grass door een granaatscherf in de schouder getroffen en zo komt hij in de lazaretstad Marienbad terecht en later in Amerikaanse gevangenkampen, eerst in de Opper-Palts en daarna in Beieren. Bij de wapenstilstand is hij zeventien.
De rokken van de ui zou geen boek van Grass zijn als er ook geen plaats werd ingeruimd voor tot de verbeelding sprekende, tragikomische of licht absurde figuren. Onvergetelijk is het verhaal van de kookcursus in het kamp, gegeven door een 'buitgemaakte Duitser' uit Bessarabië. Hij leert de gevangenen met schoolbord en krijt, en zonder ingrediënten de heerlijkste bereidingswijzen van varken en andere slachtdieren. "Hij was een meester in het bezweren. Met één hand hield hij vetgemeste dromen op de slachtbank en onder het mes. Hij haalde smaak uit het niets. Lucht roerde hij tot gebonden sauzen. Met drie geneuzelde woorden maakte hij stenen zacht". Voor Grass (en de lezer) niet alleen een leerschool in culinair raffinement, maar vooral in de wonderlijke werking van de verbeelding. In het kamp blijft echter ook de animositeit tussen Duitsers en joden bestaan en ontdekt Grass dat de blanke Amerikanen het vertikken rechtstreeks met zwarte soldaten te spreken. De foto's uit de concentratiekampen, een bezoek aan Dachau brengen eerst alleen ongeloof teweeg: "Zoiets doen Duitsers niet". Pas een jaar later, als op het proces van Neurenberg voormalig Rijksjeugdleider Baldur von Schirach op de radio getuigt over de onwetendheid van de leden en zijn kennis van de massavernietiging, gaan Grass de ogen open. Überhaupt valt op dat de later zo politiek geëngageerde auteur slechts beetje bij beetje politiek bewust is geworden. Vooralsnog zwerft hij egocentrisch en alleen bekommerd om basisbehoeften tussen de ruïnes en puinhopen rond, op zoek naar "iets eetbaars, een slaapplaats en ? gedreven door andere honger ? contact van huid tot huid". In de kalimijn waar hij een tijdje ondergronds werkt, maakt hij de eerste politieke discussies tussen communisten, oud-nazi's en sociaaldemocraten mee; hij neigt naar de laatstgenoemden. Het weerzien met zijn ouders en zus in hun nieuwe Rijnlandse onderkomen wordt, zoals bij de meeste Duitsers in die tijd, gekenmerkt door (ver)zwijgen: "Meerdere keren ondergaan geweld had mijn moeder laten verstommen. Ze was ouder geworden, ziekelijk al. Weinig was er over van haar vrolijkheid en spotlust".
Met zijn moeder heeft Grass altijd een nauwe band gehad. Zij maakte hem gevoelig voor kunst en literatuur, noemde haar steeds fantaserende jongen haar 'Peer Gynt' en deed in hem al vroeg het besluit kiemen, kunstenaar te worden. Naast de honger van de maag en het verlangen naar vleselijke liefde wijdt Grass een hoofdstuk aan zijn 'derde honger': "de behoefte om van alles wat stilstond of in beweging was [...] een voorstelling te maken [...], dit verlangen naar inbezitneming door afbeelding was niet te stillen". Omdat de kunstacademie wegens kolenschaarste gesloten is, gaat hij in de leer bij een steenhouwer. Hij beitelt grafstenen en leert alsnog beeldhouwen in Düsseldorf en later in Berlijn, bij Karl Hartung. De kunsthogeschool wordt voor hem een leerschool in het nauwkeurig kijken en vormgeven. In het debat tussen de figuratieve en de abstracte kunst kiest hij (zijn leven lang) resoluut voor de eerste, gulzig als hij is naar realiteit. De jaren '50 brengen ook de eerste reizen naar Italië en Frankrijk; in Parijs zorgt het debat tussen Sartre en Camus voor een scherpere politieke bewustwording. In Berlijn knoopt hij opnieuw contact aan met Anna Schwarz, een balletdanseres van goeden huize die hij in Zwitserland heeft leren kennen, overigens dezelfde middag als toen hij het model zag voor zijn beroemdste personage, het dwars door alles heen trommelende jongetje Oscar. Na de soms ruwe passages over de vroegere omgang met vrouwen, behoren de bladzijden over de liefde voor Anna, met wie Grass zestien jaar getrouwd zou zijn, tot de subtielste en meest lyrische van het boek. Navrant is de parallelmontage van het leven met Anna en het sterven van zijn moeder, die lijdt aan kanker. "Wij kochten een tweedehands koelkast, onze eerste aanschaf als paar ? haar binnenste verbrandde onder bestralingen. Wij dansten bij elke gelegenheid en dachten dat jong zijn alles was ? haar onderlijf werd een wonde die niet te helen was". Op zijn huwelijkscadeau, een Olivettischrijfmachine, tikt hij zijn eerste gedichten in het net: De goede eigenschappen van de windkippen. Vanaf 1956 schrijft hij in Parijs De blikken trommel. Hij wordt 'zienderogen politieker'.
De rokken van de ui is een uitzonderlijk rijke autobiografie. Ze bevat prachtige portretten en verhalen zoals dat van zijn zus Waltraut die hij uit een verstikkend klooster redt, de artistieke vrienden voor wie genie en waanzin te dicht bij elkaar lagen, de would-be herinnering aan een samenspel met Louis Armstrong in een Düsseldorfse jazzkelder, de speculaties over een vrome Joseph met wie hij samen in het kamp Bad Aibling gevangen zat en dobbelde en die op zijn manier carrière maakte, het sprookje (ook zo verteld) van zijn eerste succesvolle optreden voor de Gruppe 47. Het boek is veel meer dan de bekentenis waar de media het in de zomer van 2006 op hebben vastgepind. Grass' eigen Vergangenheitsbewältigung, zijn in het reine komen met het verleden, gaat samen met een intens peilen van zichzelf, zijn vroege ontwikkeling en invloeden en van wat hem nog steeds drijft, pendelend tussen heden en verleden. Het is een zelfbewuste en zelfkritische autobiografie, die niet abstract reflecteert over het leven maar het met alle zintuigen in zich opneemt en opnieuw laat ontstaan. De rokken van de ui toont de ongemakkelijke verteller Grass ? nu bijna tachtig ? nog eens op zijn best.

Günter Grass, De rokken van de ui, Meulenhoff Amsterdam, 2007, 477 p., € 29,9. ISBN 902907888X. Vert. van: Beim Hauten der Zwiebel

Oorspronkelijk verschenen in de Leeswolf 2007

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri