Naar aanleiding
van zijn vierde roman, Dertien, was
David Mitchell begin juni 2006 in België. Zijn laatste werk is een biografisch
geïnspireerde ontwikkelingsroman waarin Jason Taylor, stotteraar en dichter in
spe, zijn weg zoekt door het mijnenveld van huiselijke beslommeringen en een
vijandige schoolgemeenschap. Uiteindelijk vindt Jason steun en toeverlaat bij
de bejaarde Eva Crommelynck: zij leert hem de werkelijkheid met taal te
bezweren.
Van Zeghbroeck: David Mitchell, je eerste drie romans waren
succesvolle, op punt gestelde ‘rollercoasters’. Waarom ben je een totaal andere
richting ingeslagen met Dertien?
Mitchell: Ik heb drie ‘rollercoasters’ geschreven en tot mijn
tevredenheid bewezen dat ik die manier van schrijven beheers. Maar nu wou ik
een reeks miniaturen maken. Ik hou er niet van om mezelf te herhalen. Ik wil
het soort schrijver worden dat ikzelf graag zou lezen. Als ik een nieuw boek
van een lievelingsschrijver lees, ben ik teleurgesteld wanneer het te veel op
zijn vorige boeken lijkt. Dat wil ik anderen niet aandoen.
Van Zeghbroeck: Dit
is het eerste boek waarin je biografische elementen gebruikt?
Mitchell: Biografie-achtige
elementen. Mijn stotteren, de omgeving waarin ik opgroeide, het dorp lijkt erg
op dat van mijn jeugd, de tijdgeest, dezelfde leeftijd... De situatie thuis was
heel wat gelukkiger dan wat in het boek beschreven wordt. Ik was succesvoller
dan het hoofdpersonage Jason, dus ik kreeg het minder hard te verduren. De
personages zijn uiteindelijk creaties van Frankenstein. Samengestelde figuren
gebaseerd op individuen. Ik zou heel verrast zijn mocht iemand zich in een
personage herkennen. Natuurlijk, sommige mensen zijn er per definitie van overtuigd
dat je hen in je boek verwerkt hebt.
Van Zeghbroeck: Hoe
was het om op te groeien in een klein dorp in het Engeland van Thatcher, begin
jaren ’80?
Mitchell: Een beetje zoals in het boek. Het was niet cool om
belezen te zijn, zelfs een beetje gevaarlijk. Allerlei vormen van racisme,
vreemdelingenhaat en homofobie waren aan de orde, zoals beschreven in Dertien. Ik was een kind van de Koude
Oorlog en maakte me zorgen over het einde van de wereld. Daar had ik vaak
nachtmerries over. Ik was me zeer bewust van de hiërarchie in het dorp en
gefrustreerd omdat ik als kind er niet aan kon ontsnappen. Het afschuwelijke
aan het kind-zijn is de machteloosheid; je hebt geen controle over met wie je
je leven deelt. Je ouders hebben verschrikkelijke vrienden die je dag komen
inpalmen en je moet er bovendien vriendelijk tegen zijn. Je hebt niet de
mogelijkheden om je leven aantrekkelijker te maken. Elke zondag naar de tergend
langdradige kerkdienst, wat een kwart van je vrije tijd opslokte. Ik was een
verstandige leerling, maar de school was middelmatig. Dat maakte dat ik goed
genoeg presteerde om aan de eisen te voldoen, maar niet zo goed dat ik
problemen kon krijgen met mijn medeleerlingen. Het is uitputtend als kind om
zoveel maskers te moeten dragen en je taal en gedrag aan te passen afhankelijk
van met wie je omgaat. Ik had niet genoeg moed om daartegen te rebelleren. Het
was dan ook een hele bevrijding om volwassen te worden en je eigen weg te gaan.
Mijn jeugd was frustrerend, maar daarin schuilt juist het verhaal. Het zou veel
moeilijker zijn een roman te schrijven over een zonnige jeugd.
Van Zeghbroeck: Eva
Crommelynck, Jasons literaire mentor, is een personage uit je vorige boek, Wolkenatlas. Waarom net zij, en ben je
van plan om op termijn nog andere personages door je oeuvre te laten
ronddwalen?
Mitchell: Ik plan het niet vooraf, maar wanneer er een vacature
vrijkomt, plaats ik een advertentie voor mijn bestaande personages. Gewoon om
te zien of iemand in aanmerking komt om de opening geloofwaardig in te vullen.
En als ze de job willen, neem ik een interview af om vast te stellen of ze aan
de eisen voldoen. Soms neem ik ze in dienst als werkloze acteurs. Wat
Crommelynck betreft, ze heeft een ongelooflijke echtheid en een bestaansrecht
die ze als geld opgespaard heeft in Wolkenatlas.
En veertig jaar later versmelt haar echtheid met het nieuwe boek, om de lezer
te overtuigen dat het dorp Black Swan Green een echt universum is. Dat is een
praktische reden, maar ik doe het ook omdat het gewoon leuk is. Het zal zeker
nog gebeuren, maar het is niet zo dat ik daarmee bewust een Mitchell-county
creëer, waarin steeds dezelfde personages opdraven.
Van Zeghbroeck: Schrijvers
debuteren vaak met dit type van een biografische roman, waarom pas nu?
Mitchell: Toen
ik begon te schrijven, heb ik een paar pogingen gedaan om iets dergelijks op
papier te krijgen, maar het was niet erg verdienstelijk. Pas toen ik halverwege
de dertig was, raakte ik weer geïnteresseerd om mezelf in een roman te
verwerken. Met drie gepubliceerde romans en de daarbij horende leerschool
achter de kiezen, leek het weer een aantrekkelijk idee voor een goed boek.
Van Zeghbroeck: Plan
je nog autobiografische romans te schrijven?
Mitchell: Nee,
het blijft bij deze ene roman, ik heb niets meer te vertellen. Ik werk wel aan
een serie van niet-biografische kortverhalen die zich in het heden afspelen en
verteld worden door Jason. Over een tiental jaar hoop ik er genoeg te hebben om
een bundel te publiceren. En het laatste verhaal zal gaan over Jason, verteld
door zijn zoon, die intussen 13 is.
David Mitchell: Dertien, Amsterdam : Querido 2006, 360
p. Vert. van: Black swan green door Arthur de Smet. ISBN 978902147439
Oorspronkelijk verschenen in De Leeswolf 2006
deze pagina printen of opslaan