Vertaald proza

Roger Lewis: Anthony Burgess

door Kris van Zeghbroeck

Voor veel auteurs zijn biografen stuk voor stuk lijkenpikkers die in het leven van anderen inbreken om zichzelf in de schijnwerpers te plaatsen. George Eliot beschouwde de doorsnee biograaf als een ziekte van de Engelse literatuur en Rebecca West portretteerde de 20e-eeuwse biografen als een stel profiteurs die rond de grafzerken van de pas overledenen picknicken en voldaan de afgekloven botten over hun schouder gooien.

Het is dan ook best te begrijpen dat heel wat auteurs het moeilijk hebben met biografen. Om te vermijden dat ze na je dood in je ondergoed gaan snuffelen, hebben ontelbare schrijvers als T.S. Eliot, Somerset Maugham, George Orwell, Jean Rhys en Philip Larkin papieren vernietigd of beperkingen opgelegd in hun testament. Niet dat ze er uiteindelijk veel aan hebben gehad, want na je dood ben je loslopend wild voor eenieder die je nagedachtenis wil bewieroken of besmeuren. De enige manier waarop auteurs in anticipatie van het postume onrecht kunnen terugslaan, is door biografen als personages op te nemen in hun werk. Je vindt ze in de romans van William Cooper, A.N. Wilson, Penelope Lively, Susan Hill, Alison Lurie, A.S. Byatt, Kingsley Amis, Bernard Malamud, Muriel Spark, William Golding...; de hedendaagse literatuur staat er bol van. En telkens weer gaat het om een stelletje 'onnoembaren': een berekende bende paria's, carrièrejagers, moordenaars en grafschenners.

Bovenstaande 'devil's advocate'-visie op biografen is o.m. terug te vinden in Michael Holroyds stuk 'The case against biography' in zijn verzamelbundel Works on paper : the craft of biography and autobiography. Het gaat om een selectie van de lezingen, essays en kritieken die hij de voorbije kwarteeuw rond biografie en autobiografie geschreven heeft. Holroyd (geb. 1935) is zelf een gerenommeerde biograaf met toonaangevende biografieën over Lytton Strachey, Augustus John en Bernard Shaw op zijn naam. Works on paper, met uiteenlopende stukken over hedendaagse biografen, hun onderwerpen, de rol van biografie in de fictie en vice versa, geeft een versnipperd, maar boeiend beeld van de evolutie binnen de literaire biografie. Het geheel ademt een liefde voor de biografie als aanvulling op en versterking van het oeuvre van een auteur.

De manier waarop Holroyd vanuit de praktijk spreekt, steekt echter schril af tegenover het drogere getheoretiseer van Paula R. Backscheider in haar Reflections on biography. Daarin focust ze trouwens niet enkel op de literaire, maar op zowat elke bestaande vorm van biografie, of het nu over wetenschappers, politici of schrijvers gaat. De biografie wordt een object dat opgebouwd wordt uit de stem van de biograaf als brug naar de lezer, de keuze van onderwerp, het aanvoeren van bewijsmateriaal en de manier waarop het onderwerp bekeken wordt en vorm krijgt. Backscheider benadert haar onderwerp normatief: elke stap in het schrijven van een biografie vraagt een expliciete keuze, wat bij de lezer elke motivatie om zelf een biografie te schrijven algauw in de grond boort. Het overdreven belerend vingertje maakt wel dat je liever zelf in haar ontzettend uitgebreide literatuurlijst gaat grasduinen.

Dat biografen, afhankelijk van het standpunt dat ze innemen, de kijk op een auteur in meerdere of mindere mate beïnvloeden, staat als een paal boven water. Maar ook de auteur kan tijdens zijn leven de publieke opinie zo bespelen, dat hij een status of aantrekkingskracht verwerft die niet in verhouding staat met zijn literaire prestaties of persoonlijkheid. John Wilson, beter bekend onder het pseudoniem Anthony Burgess (1917-1994) was geobsedeerd door woordspelletjes en verborg zijn identiteit graag achter maskers en mysteries. Hij debuteerde in zeven haasten op late leeftijd, nadat hij ongeneeslijk ziek verklaard werd, om zijn familie na zijn dood van een inkomen te voorzien. De diagnose bleek een flater, maar Burgess ging onvermoeid door met het schrijven van meer dan zestig boeken, wat hem bij zijn dood een bankrekening van drie miljoen pond en een tiental huizen en appartementen opleverde. De verscheidenheid van het oeuvre waarmee hij de lezers overdonderde, van romans tot literaire studies, bezorgde hem faam als literair genie. Roger Lewis, een groot bewonderaar, heeft twintig jaar gewerkt aan de biografie van zijn held. Alleen veranderde die bewondering gaandeweg in een hartsgrondige afkeer voor zijn onderwerp. Het resultaat is een biografie die brandhout maakt van Burgess als persoon en als schrijver. Burgess' werk, dat hier enkel figureert in de context van zijn leven, wordt als ondermaats gekrabbel afgedaan. Zijn persoon wordt herleid tot een poseur en charlatan zonder een greintje gevoel, die schaamteloos andermans ideeën inpikte. Eigenlijk krijgen we hier niet zozeer een biografie van Burgess maar een lamentatie van een biograaf die teleurgesteld is in zijn onderwerp. Bij momenten boeiend geschreven, biedt deze biografie uiteindelijk relatief weinig informatie over Burgess. Wel bevat het een interessante, uitgebreide chronologie van Burgess' leven om het afwijkende verloop van het boek beter te kunnen volgen. Tussendoor het werk van Burgess lezen/herlezen lijkt aangewezen om deze eerste, controversiële biografie aan te vullen. Tenslotte blijft Burgess bijna 10 jaar na zijn dood nog steeds een belangrijk auteur. Biografieën als deze zullen auteurs in hun vooroordeel sterken om biografen als parasieten van hun erf te jagen.

Roger Lewis, Anthony Burgess, Faber and Faber London, 2002, 4348 p., € 36,6. ISBN 0571204929

Oorspronkelijk verschenen in de Leeswolf 2002

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri