Vertaald proza

John Banville: Schijngestalte

door Kris van Zeghbroeck

De shortlist van de Booker Prize 2005 gaat de geschiedenis in als de sterkste in jaren. Niet alleen zit de Britse literaire roman weer steviger in de lift, ook de jury werd erop geselecteerd om in het zog van de vorige laureaat (Alan Hollinghurst met De schoonheidslijn), opnieuw een literair statement te brengen. Gedaan met de profileringsdrang van de sponsors om een aantal incompetente BB's (Bekende Britten) in de jury te loodsen. Onder het voorzitterschap van emeritus hoogleraar John Sutherland, die als columnist bij 'The Guardian' regelmatig de knuppel in het literaire hoenderhok gooit, werd voor beproefde degelijkheid gekozen. In de shortlist was dan ook geen spoor meer te vinden van de obligate gehypete auteurs met ronkende debuten. Wie minder dan drie romans op zijn actief had, kwam niet in aanmerking. Van de andere kant werd het brede, kleurrijke literaire palet van de Britse Commonwealth bijna volledig genegeerd. De jury ging voor een etnisch gevarieerd Brits onderonsje (Julian Barnes (Arthur and George), Kazuo Ishiguro (Never let me go), Ali Smith (The accidental) en Zadie Smith (On beauty)); aangevuld met twee Ieren: John Banville (The sea) en Sebastian Barry (A long long way). De keuze was verdeeld, zodat de koplopers Banville en Ishiguro schouder aan schouder op de meet afstevenden. Uiteindelijk besliste juryvoorzitter John Sutherland het pleit in het voordeel van John Banville. De keuze van deze doorgedreven literaire 'writer's writer' moest duidelijk de herinnering aan populaire laureaten als Yann Martel (Het leven van Pi) en DBC Pierre (Vernon God Little) doen vergeten.

Tot nader order blijft het vertaalpotentieel van de Booker Prize hoge ogen gooien. Ruim een maand na de uitreiking zijn bij ons al vertalingen van Kazuo Ishiguro (Laat me nooit alleen), Ali Smith (De toevallige) en Zadie Smith (Over schoonheid) beschikbaar en de vertaling van Julian Barnes is voor februari 2006 gepland. Aangezien de vorige roman van John Banville nog maar pas vertaald werd, zal de vertaling van The sea nog eventjes op zich laten wachten en ook van Sebastian Barry is nog niets gepland. Toch kunnen we er met enige zekerheid van uitgaan dat binnen het jaar na de uitreiking de volledige shortlist in het Nederlands ter beschikking is.



John Banville (geb. 1945) heeft niet bepaald het profiel van een bestsellerauteur. Niet één van zijn romans verkocht in Groot-Brittannië meer dan 5000 exemplaren. Zijn relatieve onbekendheid bij het brede publiek en zijn reputatie als een 'moeilijk' auteur maakten hem tot een outsider (7/1) bij de bookmakers. Banville is een stilist in hart en nieren, voortdurend op zoek naar de perfecte talige uitdrukking. Plot en zin voor dialoog komen daarbij sterk in de verdrukking, iets wat hem vaak verweten wordt. Als erudiet autodidact verwerkt Banville bovendien graag de literaire erfenis van auteurs als Joyce, Beckett en Nabokov. Het valt trouwens op hoe weinig bekroningen Banville voor zijn kwalitatief hoogstaand oeuvre bij elkaar sprokkelde. Zestien jaar na zijn eerste nominatie (The book of evidence (1989)), geldt deze zuurverdiende Booker Prize niet enkel als de bekroning voor zijn veertiende roman, maar tevens als de erkenning van een oeuvre. Zowel in het pas vertaalde Schijngestalte (2002) als in The sea (2005) is het hoofdpersonage vrij recent weduwnaar geworden. Aanleiding om zich in het verleden te storten, op zoek naar identiteit en onverwerkte trauma's. Door respectievelijk een literatuurwetenschapper en een kunsthistoricus op te voeren, weet Banville heel wat cultuurhistorische bagage te ventileren.



Kazuo Ishiguro (geb. 1954) mag dan op de valreep de Booker Prize aan zich voorbij zien gaan, hij was eerder al laureaat met De rest van de dag (1989), toevallig het jaar dat Banville naast de Booker greep. Deze Brit van Japanse afkomst -- vijf jaar oud migreerde hij met zijn familie naar Groot-Brittannië -- is een vaste klant van de Booker Prize, met drie nominaties op zes romans. Zijn oeuvre wordt gekenmerkt door de thematische exploratie van herinnering, zelfbedrog en gedragsregels, wat de personages ertoe aanzet om hun leven opnieuw te evalueren. Voor Malcolm Bradbury betekende Ishiguro's aparte literaire stijl een levensnoodzakelijk infuus voor de Britse literatuur. In Never let me go (2005) -- vert. Laat me nooit alleen)) voert Ishiguo een dystopie op. Een "toekomstbeeld met fatale ontwikkeling" dat zich afspeelt in een alternatieve eind 20e-eeuwse versie van Engeland. Mensen worden gekloond en opgevoed met de wetenschap dat ze vanaf hun dertigste tot hun dood zullen fungeren als een orgaandonorbank. Kathy, een prille dertiger, ontmoet als verzorgster van orgaandonoren in een revalidatiekliniek opnieuw haar vriendin Ruth en jeugdliefde Tommy. Hun aftakeling na gedwongen orgaandonatie is een voorafspiegeling van wat Kathy te wachten staat.



2005 blijkt een vruchtbaar jaar te zijn geworden voor Julian Barnes (geb. 1946). Niet alleen kwam er met The lemon table (vert. De citroentafel) een nieuwe verhalenbundel op de markt, zijn nieuwste roman Arthur & George (2005) haalde ook de shortlist van de Booker Prize. Na Flauberts papegaai (1984) en Engeland, Engeland (1998) is het de derde keer dat hij de shortlist haalt. De citroentafel bundelt elf verhalen die inzoomen op de thematiek van dood en ouderdom. Zowel De citroentafel als Arthur & George kregen bij sommige critici het label "aangename lectuur" opgeplakt. Dat klinkt weinig uitdagend voor een auteur die tot de top van de Britse postmoderne literatuur gerekend wordt. Waar Barnes in Flauberts papegaai nog de grenzen van de historische literatuur aftast met zinderende fictie op het scherp van de snede, lijkt Arthur & George zich rustig voortkabbelend aan de conventies van de traditionele historische roman te houden. Centraal staat een historische dwaling van het gerecht, waarbij een advocaat van Schots-Indische afkomst, George Edalji, op basis van racistische vooroordelen achter de tralies belandt. Niemand minder dan Arthur Conan Doyle, de geestelijke vader van Sherlock Holmes, gooit zich in de strijd om het onrecht ongedaan te maken. Een aan geschiedschrijving grenzende historische roman met morele reflecties op de hedendaagse maatschappij.



Als het aan de bookmakers lag zou Zadie Smith (geb. 1975) de gedoodverfde laureaat zijn. Nu dient gezegd dat zij een van de weinige met grote trom binnengehaalde debutanten is die haar reputatie kon doen standhouden. Dankzij haar intelligente en satirische benadering van de strubbelingen binnen de multiculturele, stedelijke samenleving, heeft ze de populariteit van de Britse multiculturele roman naar ongekende hoogten gebracht. Intussen is Smith aan haar derde roman en (na haar debuut, Witte tanden (2000)) tweede Booker nominatie toe. Op zoek naar gelijkgestemde jonge schrijvers heeft ze enige tijd haar toevlucht gezocht in de Verenigde Staten. Een anthologie van hedendaagse Amerikaanse literatuur (The burned children of America (2003)) en de thematiek van haar laatste roman getuigen van die horizonverbreding. Centraal in On beauty (2005 -- vert. Over schoonheid)) staat het doodgelopen huwelijk van de liberale Britse academicus Howard Belsey. Hij woont met zijn Afro-Amerikaanse vrouw en drie kinderen in de Verenigde Staten. Na een uit de hand gelopen liefdesaffaire, vertrekt zijn oudste zoon naar Engeland. Daar gaat hij werken voor de rechtse academicus Monty Kipps, de aartsrivaal van zijn vader. Duidelijk geïnspireerd door Malcolm Bradbury's academische komedie The history man (1975).



Veel minder populair dan Zadie Smith, haar naamgenoot van Pakistaanse origine, is de Schotse auteur Ali Smith (geb. 1962). Haar tweede roman, Hotel world (2001) werd naast de Booker Prize ook voor de Orange Prize genomineerd. Een hotel is de bindende factor voor vijf vrouwen, waarvan er vier leven, drie vreemden voor elkaar zijn, twee gezusters zijn en eentje dood is. Een schrale verhaallijn wordt een alibi voor een poëtische reflectie op leven en dood; een terugkerend gegeven in Smiths oeuvre. De vertaling kwam er pas vorig jaar dankzij de nieuwe literaire uitgeverij Mouria, die ook de vertaling van de nieuwe roman The accidental (2005 -- vert. De toevallige) op haar actief nam. De plot is een klassiek gegeven: uit het niets duikt een vreemdeling op die een huishouden op stelten zet en iedereen ontredderd achterlaat. De vreemdeling fungeert een beetje als een waarschuwingssignaal dat de betrokkenen voor een keuze plaatst: in een neerwaartse spiraal vervallen of de kans grijpen om een nieuw bestaan op de sporen te zetten. Hier gaat het om het ontwrichte gezin Smart, dat een indringster met de symbolische naam Amber over de vloer krijgt. Elk gezinslid vertelt telkens een stuk van het verhaal, waarbij niet alleen het perspectief maar ook de literaire stijl verandert, variërend van stream of consciousness tot theaterdialoog.



De Ier Sebastian Barry (geb. 1955) heeft de voorbije tien jaar een stevige reputatie opgebouwd als dramaturg. Ook als romanschrijver begint hij zich steeds sterker te profileren. Daarbij wordt vooral zijn taalgebruik geprezen, dat sterk vervlochten is met zijn werk als toneelschrijver. Zijn "behendige, koortsige en voortdurend uitdagende" dialogen worden vaak vergeleken met het poëtische taalgebruik van J.M. Synge. Barry's schroom om het typische Ierse standpunt te vertolken, heeft te maken met zijn zwervende bestaan als kind van bohemiens. Vandaar dat in zijn werk vaak maatschappelijke schipbreukelingen figureren met dubbelzinnige identiteiten op zoek naar een houvast in het leven. De werken van Sebastian Barry zijn soms losjes met elkaar verbonden door personage, plot of thema. Zijn vierde roman, A long long way (2005), draait rond de opgroeiende tiener Willie Dunne, broer van Annie (Annie Dunne (2002)), die net als Elneas McNulty (The whereabouts of Elneas McNulty (1998)) met de Britten ten strijde trekt tijdens de Eerste Wereldoorlog en daarvoor een zware prijs moet betalen. Zo worden de Royal Dublin Fusiliers bij hun terugkeer van het front verplicht om met de Britten de Ierse Paasopstand neer te slaan. De slachtingen, de twijfels en het verlies aan identiteit richten Willie ten gronde.

John Banville, Schijngestalte, Atlas Amsterdam, 2005, 319 p., € 19,9. ISBN 9045006227. Vert. van: Shroud door van der Sterre, Jan Pieter

Oorspronkelijk verschenen in de Leeswolf 2005

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 3, MAART 2024

Binnen in de aarde is een berg

Hester Knibbe

De zomers

Ronya Othmann

Het mensenschip

Autran Dourado

Onze James. De vrouwen van Ensor

Jan Bultheel, Eric Min (nawoord)

Woestijnpassages

Emmelien Kramer

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 3, MAART 2024

Een toren van tijgers

Lizette de Koning, Gareth Lucas (ill.)

Eenbeen

Thijs Goverde

Roofvogels. De mooiste en machtigste dieren in de lucht

Walter De Raedt, Joris De Raedt (ill.)

Salto

Arndís Thórarinsdóttir, Linde Faas (ill.)

Springlevend

Saskia de Bodt

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri