Vertaald proza

Homerus: Ilias

door Kris van Zeghbroeck

Door hun sterke betrokkenheid op de menselijke en goddelijke oorsprong hebben mythen altijd wel tot de verbeelding gesproken. Alleen zijn de overgeleverde mythen binnen de westerse wereld verworden tot een statisch corpus, zonder overgeleverde rituelen of orale traditie. Het is vooral binnen bewerkingen voor de jeugd dat bv. Griekse mythen een nieuwe dynamiek tonen. Als gerenommeerde schrijvers systematisch mythen op een hedendaagse manier zouden hervertellen, zou de toekomst van de mythe als literair genre er een stuk rooskleuriger uitzien. Dat maakt dat het principe van de nieuwe reeks 'Mythen' van de Bezige Bij alleen maar toegejuicht kan worden. Daarbij mogen echter de originele mythen en de studies errond niet uit het oog verloren worden: zij bieden nl. de context aan waarbinnen de nieuwe verhalen hun betekenis krijgen.

Reeks 'Mythen'

Voor Claude Lévi-Strauss is een mythe de som van alle mogelijke versies. Die variatie vloeide o.m. voort uit de orale overlevering; de drang om de mythische verhalen steeds opnieuw te vertellen. De Britse uitgeverij Canongate wil die drang om mythen te (her)vertellen opnieuw leven inblazen. In oktober 2005 lanceerde ze de reeks 'The myths', waarin 100 schrijvers een bestaande mythe naar hun hand zetten. Het 100e deel is gepland voor de lente van 2038, dus het ziet er naar uit dat de uitgaven à rato van drie per jaar zullen verschijnen. De reeks wordt wereldwijd verdeeld en vertaald in samenwerking met een 25-tal uitgeverijen. Voor de Lage Landen zette uitgeverij De Bezige Bij haar schouders onder dit herculisch project, dat haast mythische vormen zal aannemen. Karen Armstrong leidt de reeks 'Mythen' in met een gelijknamige beknopte geschiedenis. Literair bijten Margaret Atwood (Penelope) en Jeanette Winterson (Zwaarte) de spits af met een hervertelling van respectievelijk de mythe van Odysseus' vrouw Penelope en de mythe van Atlas en Herakles. Andere auteurs als Victor Pelevin (over de mythe van Theseus en de Minotaurus), David Grossman (de mythe van Samson), Donna Tartt (de mythe van Daedalus en Icarus), Chinua Achebe en Milton Hatoum staan in de coulissen te trappelen. Het is nog te vroeg om in te schatten of de mythen evenredig over de gehele wereld geselecteerd zullen worden. Maar gezien het grote aandeel van Engelstalige auteurs (De invloed van Robert Graves' Greek myths and legends kan moeilijk onderschat worden) is een leeuwendeel voor de Griekse mythen niet ondenkbaar: de Grieken veroveren opnieuw de wereld.

Wat is een mythe?

Volgens Van Dale is een mythe een "verhalende overlevering over universele thema's als het begin van de tijd, het ontstaan van de wereld, de schepping van de mens en het leven na de dood". Karen Armstrong grijpt terug naar de menselijke oertijd om het begrip 'mythe' te duiden. Vertrekkende van sporen van begrafenisrituelen bij Neanderthalers introduceert ze vijf basisstellingen: Mythen zijn "bijna altijd geworteld in ervaringen met de dood en de angst voor vernietiging". De aanwezigheid van dierenbotten suggereren het bestaan van (liturgische) offergaven en rituelen die noodzakelijk zijn om deze mythen tot leven te wekken. Aan het graf, op het eind van een mensenleven, 'herinnerden' de Neanderthalers zich hun mythen die het onbekende trachtten te vatten en de kern van een diepe stilte onderzochten. Mythen zijn niet zozeer verhalen op zich, maar verlenen de toehoorder een spirituele of psychische houding voor de taak die hem wacht in deze of de volgende wereld. En tot slot verhalen alle mythen over een "onzichtbare maar krachtige werkelijkheid", een eeuwige godenwereld, die geldt als inspiratiebron voor "de mythologie en de rituele en maatschappelijke organisatie" van traditionele samenlevingen. Vanuit een "eeuwige filosofie" heeft alles in de sterfelijke wereld zijn pendant in de goddelijke wereld, zij het dat de aardse werkelijkheid slechts een zwakke afspiegeling blijft van het archetype, het oerbeeld.

Geschiedenis

Vervolgens doorploegt Armstrong in zes hoofdstukjes de geschiedenis om zo de ontwikkeling van de mythen in verschillende tijdsegmenten te volgen van het Paleolithicum (en Mesolithicum) (ca. 20.000 tot 8000 v.C.) en Neolithicum (ca. 8000 tot 4000 v.C.) -- de vruchtbaarste perioden voor mythen --, over de Spiltijd (800 tot 200 v.C.) tot de grote westerse transformatie (ca. 1500 tot 2000 n.C.). Elke periode ontwikkelt mythen die het best bij de focus van het tijdsegment horen (jacht, landbouw, religie etc.). Deze mythen waren onlosmakelijk verbonden met de daarbijhorende, maar vaak niet overgeleverde, rituelen. We moeten bij hedendaagse traditionele jagers en landbouwers aankloppen om een idee te hebben van het soort rituelen die mogelijk rond bepaalde mythen uitgevoerd werden. De Spiltijd, waarbinnen nieuwe religieuze en filosofische systemen het licht zien (zie Karen Armstrong: De grote transformatie (p. 52)) luidt een nieuwe periode in die minder zwaar op externe rituelen steunde. Met de verschuiving van de omliggende natuur (jacht en landbouw) naar de innerlijke reflectie lijkt een minder vruchtbare periode aangebroken voor mythen. Vele religieuze mythen (bv. het Oude Testament) zouden trouwens teruggaan op vroegere tijden. Daarnaast introduceert Armstrong het spanningsveld tussen enerzijds 'mythos' (betekenis) en anderzijds 'logos' ((pragmatische) rede), die vroeger gelijkwaardige manieren van denken waren, elk met hun eigen doel. Dat verandert radicaal met de grote westerse transformatie (gevoed door wetenschap en industrialisatie) die maakte dat binnen de moderne westerse samenleving de logos of rede het denken vrijwel volledig ging bepalen (een verschuiving die zijn prille begin kent in de introductie van de goddelijke en filosofische rede tijdens de Spiltijd). Toch kunnen moderne westerse schrijvers als bv. T.S. Eliot, James Joyce en Salman Rushdie via hun oeuvre iets van de verloren kracht van de mythes oproepen. In Armstrongs functionele en bevattelijke geschiedenis van de mythe primeert echter het religieuze uitgangspunt. Dat maakt haar boekje, dat sterk schatplichtig is aan mythologische baanbrekers als Joseph Campbell, Mircea Eliade en Walter Burkert, minder geschikt om een reeks literaire hervertellingen van mythen in te leiden. Meteen rijst de vraag of Canongate nog andere non-fictie-uitgaven gaat brengen binnen de reeks. Hopelijk is er ruimte om mythen als een literair genre (los van rituelen) en hun invloed op de literatuur uitgebreid te belichten. Zo niet kan je altijd teruggrijpen naar de recent herdrukte klassieker De held met de duizend gezichten van Joseph Campbell. De inzichten dateren van eind jaren '40, maar de nadruk ligt op het mythische verhaal. Mythen (en legenden) waarin de mens een (helden)rol speelt en scheppingsmythen uit een grote verscheidenheid van culturen worden hier uitgebreid voorgesteld. Pas in tweede instantie zoekt de auteur naar onderlinge verbanden en interpretaties. Een blijvende waarde voor een breed publiek.

God is als vrouw geboren

Vanuit de monotheïstische godsdiensten wordt sinds jaar en dag het beeld van een mannelijke godheid uitgedragen. Voor een groot deel gebaseerd op de dominante rol van de man in de samenleving. Maar in de prehistorie lagen de verhoudingen duidelijk anders. De vrouw als symbool van vruchtbaarheid, de oorsprong van (alle) leven, kon rekenen op een prominente plaats binnen de samenleving en de rituelen. Het was maar een kleine stap verder om de aarde te personifiëren als een allesomvattende Moedergodin. Daarvan getuigen heel wat zgn. Venus-beelden uit de prehistorie die her en der werden opgegraven. Op proportionele overdrijvingen na (om de vruchtbaarheid te benadrukken) kan je gerust stellen dat de mens god(en) naar zijn evenbeeld creëert i.p.v. de omgekeerde bijbelse stelling. Onderzoeksjournalist Pepe Rodrìguez gaat in God is als vrouw geboren op zoek naar de oorsprong van het godsbegrip. Het ontstaan van taal was voor hem een van de voorwaarden om als mens te kunnen scheppen. Dat opende de weg naar het magische denken van de prehistorische kunst, de mythen en riten en het geloof in leven na de dood. Vertrekkende van de sociaal-economische rol van de vrouw in pre-agrarische gemeenschappen en Paleolithische vrouwenbeeldjes die het oerconcept van god symbolisch voorstellen (30.000 tot 9000 v.C.), poneert Rodrìguez het bewind van de éne godin (ca. 30.000 tot 3000 v.C), waarbij (eventuele) mannelijke tweederangsgoden jaarlijks veroordeeld werden tot de dood. De opkomst van de landbouw zorgde gaandeweg voor een omwenteling in de samenleving en geloofsstructuren. Vooral economische en sociaal-politieke veranderingen bespoedigden de onderwerping van de vrouw. Uiteindelijk werd de Moedergodin (als verzameling van alle godinnen) van haar troon gestoten en vervangen door een mannelijke god (ca. 3000 tot 1000 v.C.). Binnen die context is het vrij zeker dat heel wat (vrouwelijke) mythen gaandeweg vermannelijkt werden. Met een uitgebreid notenapparaat, bibliografie en register onderbouwt Rodrìguez zijn sterk wetenschappelijk geïnspireerde maar vlot lezende studie. God heeft als vrouw duidelijk een veel langere staat van dienst.

Penelope en Odysseus

De keuze van Margaret Atwood voor Penelope, de vrouw van Odysseus, en haar aanbidders mag enigszins verrassend overkomen. Maar door het verhaal te brengen bij monde van de overleden Penelope ("Nu ik dood ben weet ik alles.") en een Grieks koor van twaalf gehangen maagden, krijgen we toch de feministisch geïnspireerde innoverende inslag die we van haar verwachten en biedt Atwood een variatie op de vertelinstantie van Odysseus. 'Waarom werden de maagden opgehangen' en 'Wat voert Penelope in haar schild?', zijn twee vragen die Atwood bezighouden en waarop de Odyssee geen antwoord biedt. Voor een goed begrip: na twintig jaar oorlog en omzwervingen keert Odysseus terug naar Penelope. Die wist haar vrijers, die Odysseus' bezit verbrasten om haar tot hertrouwen te dwingen, op afstand te houden door pas na het weven van een kleed, dat ze elke avond weer uitrafelde, bekend te maken met wie ze zou trouwen. Op het einde van de Odyssee vermoorden Odysseus en Telemachos de vrijers en worden de twaalf maagden die het bed met de vrijers deelden, opgehangen. Atwood keert de conventies van de Griekse heroïek binnenstebuiten en voert de maagden op als medestanders van Penelope, die de vermomming van Odysseus meteen doorheeft. Het verhaal wordt gebracht in een vrij afstandelijk hedendaags proza met theatrale intermezzo's van het koor -- "de meiden", die zelfs niet terugschrikken van een vaudevilleoptreden in matrozenpakjes of een college antropologie. Een stevig gestructureerde novelle in 29 hoofdstukken dat de mythische ziel wat versmacht, maar de mythe als genre op een hoger literair niveau tilt.

Wie het origineel wil nalezen kan terecht in de nieuw uitgegeven tweedelige Homerus-vertaling van H.J. de Roy van Zuydewijn, die de Ilias, de wrok van Achilles en de Odyssee, de terugkeer van Odysseus omvat. Het gaat om vertalingen in Nederlandse hexameters uit 1980 die in 1993 grondig en in 2005 beperkt herzien werden. De inzichten in de inleidingen beperken zich trouwens tot publicaties van 1993 of vroeger. Onmisbaar is de voor elk deel opgenomen lijst met eigennamen en vindplaatsen. De Roy van Zuydewijn ontving in 2002 de Martinus Nijhoff-prijs voor zijn vertalingen.

Atlas en Herakles

De genealogie van de Griekse mythologie kan door de vele echtelijke, buitenechtelijke en incestueuze verhoudingen een verwarrend geheel vormen. Jeanette Winterson introduceert in Zwaarte, de mythe van Atlas en Herakles, Atlas als de zoon van Poseidon en Gaia (beide hadden als zoon de reus Antaios, verslagen door Herakles) opdat Poseidon met zijn vloed Gaia tot in de intiemste aardse delen zou kunnen bezitten. Atlas is echter de incestueuze zoon van Iapetos en Klymene, incestueuze zoon en dochter van Gaia (aarde) en haar nakomeling Ouranos (hemel). Atlas, die de opstand van de Titanen tegen de tirannie van Zeus leidde, werd na zijn nederlaag veroordeeld tot het torsen van het hemelgewelf. Herakles (Hercules) krijgt de opdracht om de gouden appels van Hera te stelen uit de Tuin van de Hesperiden (de dochters van Atlas), bewaakt door de slang Ladon. Herakles vraagt Atlas om de appels uit zijn eigen tuin te stelen, terwijl Herakles met behulp van Athena het gewelf torst. Teruggekomen wil Atlas de appels zelf ter bestemming brengen en Herakles aan zijn lot overlaten. Door een list weet Herakles Atlas zover te krijgen dat hij opnieuw het hemelgewelf torst. Winterson vertelt de mythe, maar kiest ervoor om haar verhaal binnen een poëtisch- wetenschappelijke context te kaderen, gevat tussen aarde en hemel, tussen "strata sedimentgesteente [...] als de bladzijden van een boek" en slechts door zwaartekrachtinvloeden naspeurbare "donkere materie" uit het heelal. Op het einde verbindt ze dan haar traditionele maar sterk introspectieve uitwerking van de Griekse mythe met de 'mythologie' van de 20e eeuw: Atlas redt Laïka de ruimtehond. Vanaf dat ogenblik draagt hij iets dat hij wil dragen, wat maakt dat hij het gewicht van de aarde niet meer voelt. In een biografisch getinte uitleiding laat Winterson Atlas zelfs vallen, terwijl de aarde blijft draaien, wat een aantal existentiële vragen oproept. Wintersons opzet is eerder fragmentarisch dan gestructureerd, met een wazig begin- en eindpunt. De inzichten die ze formuleert, komen bovendien wat naïef over.

Griekse mythen en sagen

Om een klaardere kijk te krijgen op het labyrint van de Griekse mythen en sagen en de achterliggende schatkamer van kunst en taal, heeft Jo Claes een omvattend werk geschreven, zonder daarbij evenwel volledigheid na te streven. In tien delen ('Het ontstaan van de wereld', 'Goden en godinnen', 'Koningen en helden', 'De werken van Herakles', 'De Argonauten en het Gulden vlies', 'De lotgevallen van Theseus', 'De gebeurtenissen in Thebe', 'De Trojaanse oorlog', 'De thuiskomst van Agamemnon', 'De Odyssee') brengt hij, in de mate van het mogelijke, een chronologisch overzicht. Elk deel is onderverdeeld in hoofdstukken waarin telkens een god/godin, koning/held of gebeurtenis/avontuur aan bod komt. Zo krijgen we een samenhangende voorstelling van de belangrijkste mythen en sagen met doorverwijzingen naar vroegere en latere gebeurtenissen of een verdieping van het gegeven in 'nevenverhalen'. Spreekwoorden, zegswijzen of uitdrukkingen zijn aan de orde van de dag en opzoekbaar vanuit de achteraan opgenomen lijst, wat jammer genoeg niet geldt voor de lijst van naamsverklaringen (zoeken op naam werd beperkt tot de inhoudstafel). I.v.m. de functionele illustraties werd amper geopteerd voor de oud-Griekse afbeeldingen, maar voor de veel bekendere verbeeldingen uit de (klassieke) kunst. Stambomen van de onderlinge relaties brengen wat orde in de goden- en mensenfamilies. Goed voor een grondige kennismaking met de Griekse mythen en sagen en als (beperkt) naslagwerk.

Homerus , Ilias, De Arbeiderspers Amsterdam, 2005, 511 p., € 39,9. ISBN 9029523581. Vert. door De Roy van Zuydewijn, H.J.F.

Oorspronkelijk verschenen in de Leeswolf 2005

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 3, MAART 2024

Binnen in de aarde is een berg

Hester Knibbe

De zomers

Ronya Othmann

Het mensenschip

Autran Dourado

Onze James. De vrouwen van Ensor

Jan Bultheel, Eric Min (nawoord)

Woestijnpassages

Emmelien Kramer

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 3, MAART 2024

Een toren van tijgers

Lizette de Koning, Gareth Lucas (ill.)

Eenbeen

Thijs Goverde

Roofvogels. De mooiste en machtigste dieren in de lucht

Walter De Raedt, Joris De Raedt (ill.)

Salto

Arndís Thórarinsdóttir, Linde Faas (ill.)

Springlevend

Saskia de Bodt

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri