Letterkunde

BOEKEN NR. 3, FEBRUARI 2016

KANTL, VFL (sam.): De Canon: De 50+1 mooiste literaire werken uit de Nederlanden

door Christophe Van Eecke

De literaire canon: het blijft een omstreden concept. Enerzijds lijken we er maar al te graag vanaf te willen omdat het belegen en elitair klinkt, anderzijds kunnen we niet zonder omdat er nu eenmaal kaf van koren dient te worden gescheiden, al was het maar om de literatuurgeschiedenis overzichtelijk te houden. De canon van de Nederlandstalige literatuur is daarbij dubbel controversieel omdat niet alleen de (altijd in enige mate subjectieve en cultureel relatieve) kwestie van kwaliteit speelt maar ook het oude zeer van de bevoogding van de zuidelijke taalgebruikers door de noordelijke.   
Met dit boek, dat ambitieus gewoon De canon heet, wil een commissie van neerlandici en schrijvers alvast een houvast bieden voor wie de essentiële werken van onze literatuur wil ontdekken. Zij zijn daarmee niet de eersten en zij zullen evenmin de laatsten zijn. Er wordt constant gebloemleesd en gecanoniseerd en gedecanoniseerd. Voor onze poëzie heeft vermoedelijk niemand dat verdienstelijker gedaan dan Gerrit Komrij. Maar de enorme belangstelling voor de canon en de regelmatige publicatie van nieuwe lijsten van canonieke werken, die bovendien vaak gewoon dezelfde auteurs of werken bevatten, dwingen wel tot enige reflectie: als er een nieuw canon-boek moet komen, wat draagt het dan bij aan het debat?  
 
Het antwoord is in dit geval: vrij weinig. De samenstellers geven zelf in de inleiding aan dat ze er niet naar hebben gestreefd om 'verrassende of onverwachte keuzes te maken' en dat deze canon ook nog zeer duidelijk de canon is 'van de blanke man'. En dat roept toch vragen op: moet je nu echt een commissie van experts en eminente taalgebruikers samenroepen en het Vlaams Fonds voor de Letteren èn de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde mobiliseren voor een collectie die zelf al aangeeft nog geen keitje in de rivier te willen verleggen - op de enige uitzondering na dat op de deadline de pas overleden Jef Geeraerts vooralsnog (en verdiend) is opgenomen? Academici zijn naar verluidt overbevraagde mensen, dus als je dan toch een commissie opstart, laat het dan tellen. Als je wéét dat je selectie er eentje van de blanke man is, doe daar dan iets aan in plaats van er een zinnetje over in je inleiding te zetten. In één moeite door zwengel je dan een debat op gang en heb je zowaar nog iets bijgedragen.  
 
Het resultaat is, paradoxaal, uiteraard een schitterende collectie. Iedereen die kennis wil maken met de canon vindt hier heel veel fraai werk bij elkaar, met handige en heldere inleidende teksten bij iedere auteur (al zijn die korte essays niet individueel gesigneerd door hun auteurs, wat jammer is). In die zin is dit boek zeer aan te bevelen. Maar wie over de canon wil nadenken of iets minder voor de hand liggende canonieke werken wil ontdekken komt van een kale kermis thuis. Bovendien stellen we vast dat tussen 1654 (Lucifer van Vondel) en 1838 (De Leeuw van Vlaanderen van Conscience) de pennen in onze taal hebben gezwegen, of althans niets hebben geproduceerd dat het canoniseren waard is. Twee eeuwen literaire stilstand in volle verlichtingstijd: je moet het presteren, vooral als je bedenkt dat (zoals de inleiding ook aangeeft) werken ook canoniek kunnen zijn voor hun cultuur-historische waarde veeleer dan hun louter esthetische kwaliteit.  
 
Dit draagt er allemaal toe bij dat de indruk ontstaat dat dit boek  een beetje op een drafje moest, dat iedereen tevreden moest worden gehouden, en dat deze collectie niet meteen de geschiedenis zal ingaan als, welja, een canoniek moment in de Nederlandse canon-vorming. Dat het boek op de achterkaft 'bijbel, gids en smaakmaker van de Nederlandse letteren' genoemd wordt, mag dan ook enigszins op gefronste wenkbrauwen worden onthaald. Maar aangezien inmiddels de tweede druk voorligt, is er wel een publiek voor, en dat blijft terecht: àlles, maar dan ook werkelijk àlles, zelfs een tamme canon, hebben we ervoor over om het volk opnieuw te leren lezen. In een tijd waarin zelfs Joy Anna Tielemans en andere halfbakken BV's zich auteur mogen noemen terwijl de kanalen voor schrijvers die écht interessante literatuur proberen te schrijven steeds schaarser worden, lijkt enige volksverheffing echt wel aan de orde. Voor je het weet wordt de canon een lijst van (om een bon mot van Truman Capote op te rakelen) eminente typisten en zetten we Saskia De Coster bij naast Gilliams en Couperus.  
 
Dit is niet de plaats om het canon-debat te gaan voeren, maar toch wil ik nog een laatste kanttekening plaatsen bij de brave selecties van deze editie, met name omdat ze aantonen waarom de canon zo makkelijk een doods begrip wordt. Heel veel canonieke werken zijn niet noodzakelijk het beste of literair meest relevante werk van een auteur (en er is ook een verschil tussen canonieke auteurs en canonieke werken, waarbij auteurs canoniek kunnen zijn zonder één specifiek canoniek werk te hebben geschreven). Zo is Gerard Reve wederom eens vertegenwoordigd met De avonden (evenwel zonder fragment: de erven Reve liggen dwars voor bloemlezerij) terwijl menig bewonderaar zich zal afvragen of een brief of gedicht uit Op weg naar het einde (1963) of Nader tot U (1966) toch niet veel geschikter zou zijn. Of het verrukkelijke verhaal 'Eendje Kwak Kookt Zijn Eigen Potje' (look it up!). Claus is er opnieuw met, jawel, opnieuw dezelfde gedichten uit opnieuw De Oostakkerse gedichten (1955). Welke bloemlezer heeft het lef om eens iets uit Almanak (1982) of een andere collectie knittelverzen te plukken, waar briljante vondsten en miniaturen te lezen staan?  
 
Voor de canon geldt zoals voor alles: onbekend is onbemind. En misschien mag Jan Cremer er volgende keer ook bij (hij leeft nog, dus was voor deze editie al bij voorbaat gediskwalificeerd: enkel dode schrijvers mogen bij de club). En wordt het dan Ik Jan Cremer (1964) of De hunnen (1984)? Of gaat de selectiecommissie dan echt haar eruditie tonen door iets te selecteren uit Tropen (1980) of Sneeuw (1977), of uit zijn talloze reisverslagen (De wilde horizon, 2005), waar Cremer zich vaak een groot stilist toont terwijl bijna niemand dat vandaag nog leest?  
 
Kortom: aarzel niet om dit boek cadeau te doen aan iemand (of aan uzelf) die erop gebrand is om onze letteren te ontdekken. Maar de samenstellers mogen in de toekomst toch liefst eerst een denkoefening maken voor ze naar de drukpersen hollen. En zo zie je maar: zelfs wanneer ze tussen de bedrijven door is samengesteld, blijft de canon onverwoestbaar.  
 
Antwerpen : KANTL/Vrijdag  2016. 2de druk, 403 p. ISBN 978-94-6001-372-0 

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri