In interviews heeft Fabio Genovesi, die in het mondaine
kustplaatsje Forte dei Marmi geboren is (1974) en er ook opgroeide, het vaak
over de zee. Voor de Toscaanse auteur is de zee bron van alle leven, maar ook
ons referentiekader, terwijl het vasteland de uitzondering is. Genovesi voegt
daaraan toe dat op het vasteland mensen nogal snel geneigd zijn te denken dat
ze alleen zijn en dat ze zich afsluiten voor anderen. De zee verbindt echter
hun levens, al kan ze die tegelijkertijd ontwrichten. Zo rouwen de drie
hoofdpersonages van Wat de golven brengen
om de zeventienjarige Luca, die tijdens het surfen wordt opgeslokt door die
golven. Ondanks een naar voorgevoel had zijn moeder, Serena, hem op aandringen
van Sandro, de hulpleraar, op surfkamp laten gaan. Beiden voelen zich nu
schuldig over zijn dood. Luca was een uiterst sportieve en populaire jongen,
terwijl Luna, zijn elfjarige zus, vaak wordt verstoten omwille van haar
excentrieke uiterlijk – ze is albino. Met haar eigengereide gevoel voor ironie
troost Luna zich echter met de gedachte dat het haar elders in de wereld nog
veel erger zou vergaan.
Haar gedachten,
doorspekt met jongerentaal en vloekwoorden, brengt de verteller in de ik-persoon.
Die van Sandro worden in de derde persoon beschreven, maar Luna’s moeder
spreekt de verteller dan weer aan met ‘jij’: ‘Jij heet Serena, maar sereen ben
je echt voor geen meter’. Net zoals in zijn debuut, Vissen voeren (2012), doet Genovesi dat heel bewust. De auteur is
er immers van overtuigd dat je als man geen volwassen vrouwelijk personage in
de ik-vorm kan opvoeren. Hoogst ongeloofwaardig vindt hij dat. Vandaar dat de
verteller zijn volwassen vrouwelijke personages in de tweede persoon aanspreekt
en hen assembleert aan de hand van vrouwen uit zijn naaste omgeving.
In het kielzog van Luna, Serena en Sandro brengt de
verteller een aantal excentrieke nevenpersoon ten tonele. Luna trekt op met
Zjot, een jongetje uit Tsjernobyl dat een verouderd en formeel Italiaans
spreekt, en tot groot ongenoegen van alle andere personages mondharmonica
speelt. Sandro heeft twee vrienden, Marino en Rambo, die net zoals hij bij hun
ouders inwonen. Deze mammoni (mama’s-kindjes) doen dat vaak uit noodzaak omdat
je in Italië op je veertigste nog makkelijk de ene tijdelijke job na de andere
moet aannemen.
Het fenomeen van de mammoni
linkt Genovesi op tragikomische wijze met andere kenmerken van de Italiaanse
samenleving, zoals de wijdverspreide belastingontduiking en de tergend trage
bureaucratie. De auteur hecht hierbij veel belang aan het vertelritme. Hij
herschrijft zijn teksten tot, zoals hij in interviews herhaalt, de woorden zijn
tong laten dansen, maar in zijn meanderende vertelling durft Genovesi wel wat
te veel digressies in te bouwen. Hierdoor wordt Wat de golven brengen wat te wijdlopig. In een gebaldere versie zou
de link tussen Luna’s leven en dat van Tages uit de Etruskische mythologie ook
meer tot zijn recht komen.
Ondanks dat alles is
Luna’s verhaallijn de meest meeslepende. Genovesi’s tweede roman, die de
Strega-prijs voor de jeugd wegkaapte, lijkt zich dan ook vooral tot jongere
lezers te richten, maar de roman kan ook gesmaakt worden door wie wil inzien
dat volwassenen vaker leren van kinderen dan omgekeerd.
Amsterdam : Signatuur 2015, 452 p. Vert. van: Chi manda
le onde door Manon Smits en Pieter van der Drift. ISBN 9789056725419
deze pagina printen of opslaan