The Noise of Time (2016, vert. Het tumult
van de tijd) is de eerste roman van Julian
Barnes sinds The Sense of an Ending (2011, vert. Alsof het voorbij is),
waarvoor hij na drie eerdere nominaties eindelijk de Booker Prize mocht
ontvangen. Beide romans vatten in een relatief kort bestek een leven in
herinneringen, maar waar Alsof het voorbij is pure fictie is,
reconstrueert Barnes in Het tumult van de tijd een fictionele biografie
van de Russische componist Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975). Daarbij maakte hij
(naast een aantal andere werken) vooral gebruik van de veelgeprezen Shostakovich-biografie
(1994, 2006) van Elizabeth Wilson, die Barnes op biografisch vlak materiaal
aanleverde en hem met raad en daad bijstond.
Over Shostakovitsj bestaan veel
verhalen in verschillende versies of uit beperkte bronnen die een klassieke
biograaf de nodige kopzorgen zouden geven. Maar voor Barnes waren ze een
godsgeschenk omdat hij als fictieschrijver de vrijheid had om zonder
onderscheid met het materiaal aan de slag te gaan. In die zin heeft Barnes geen
feiten verzonnen, maar heeft hij het bestaande verhalencorpus rond de componist
fictioneel bewerkt.
De titel, Het tumult van de tijd, verwijst naar een
autobiografisch prozawerk van de Russisch-Joodse dichter Osip Mandelstam
(1891-1938), die tijdens het Stalinregime in ongenade viel en stierf in transit
naar een kamp in Siberië. Een voorbeeld van het lot dat vele Russische
kunstenaars bedreigde die niet scrupuleus de partijlijn volgden. Zo ook de
Russische pianist en componist Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975) die zijn hele
leven gebukt ging onder dreiging en kritiek van het partijapparaat op zijn
leven en werk. De ene keer werd hij opgehemeld, de andere keer werd hij
genadeloos verguisd.
Vooral in de schrikkeljaren van zijn leven trokken de onweerswolken
samen, wat Barnes inspireerde om de roman op te bouwen rond drie tijdsmomenten
van waaruit in de derde persoon met enige afstand op het leven van
Sjostakovitsj wordt teruggeblikt. Drie momenten waarin de kunstenaar in
aanvaring komt met de politieke macht en zich in allerlei bochten wringt om aan
een neerwaartse spiraal te ontsnappen.
Het gaat in de eerste plaats om
het schrikkeljaar 1936 wanneer een door Stalin bijgewoonde opvoering van de
opera Lady Macbeth uit het district Mtsensk zwaar op de korrel wordt
genomen door de Pravda als geperverteerde lawaaierige ‘chaos’ (cf. Het
tumult van de tijd) die niet strookt met de lijn van de Sovjetkunst.
Terwijl zijn vrouw met hun ongeboren kind in het appartement slaapt, staat
Sjostakovitsj nachtenlang aangekleed met een koffertje bij de lift te wachten,
klaar om door de geheime dienst afgevoerd en ondervraagd te worden.
Daarna volgen nog de
schrikkeljaren 1948 en 1960 waarin hij enerzijds, na eerdere beschuldigingen en
sancties voor het schrijven van anti-Russische ‘formalistische’ muziek, diep
vernederd wordt tijdens een door Stalin opgelegde propagandatour naar de
Verenigde Staten (om dissidente Sovjetkunstenaars in het diskrediet te brengen)
en anderzijds het moment waarop hij met de nodige desillusies en wroegingen
gedwongen wordt om partijlid te worden.
Barnes schetst doorheen lagen
van herinneringen een dwingend en poëtisch beeld van een geniaal musicus die
zelden kon opboksen tegen de sterke vrouwen in zijn leven (zijn moeder, zijn
eerste geliefde, zijn eerste echtgenote…) en onder het totalitaire Russische
regime regelmatig verplicht wordt om in zijn muziek een onderscheid te maken
tussen de opgelegde restricties van publieke en de creatieve vrijheden van
private muziekstukken. Shostakovitsj is in een (naar zijn aanvoelen) veel te
lang leven voortdurend verwikkeld in een uitputtingsstrijd met zijn geweten en
integriteit die, verpulverd door het regime, uitmonden in onvermogen, gebrek
aan moed en daadkracht. ‘Wat hij hoopte was dat de dood zijn muziek zou
bevrijden, bevrijden van zijn leven’.
Amsterdam : Atlas/Contact 2016, 222 p. Vert. van: The noise of time door Ronald Vlek. ISBN
9789025446611
deze pagina printen of opslaan