Patrick Modiano (1945) schreef Nachtronde,
zijn tweede roman, in 1969. Samen met De
ringboulevards (1972) en zijn debuut De
plaats van de ster (1968) vormt die een drieluik over de bezettingsjaren in
Frankrijk.
In
Parijs, kort nadat de stad in 1940 door de Duitsers is ingenomen, blikt de
hoofdpersoon van om en bij de twintig terug op de gebeurtenissen die hem hebben
gemaakt tot wat hij is geworden: een afperser en een verrader. Van
schaduwopdrachten voor een dubieus detectivebureau is hij namelijk in meer
verwerpelijke karweitjes gerold, zoals het ophalen van chantagegeld en het
aanslaan van kunstvoorwerpen in woningen waarvan de eigenaren zijn gevlucht.
Toch denkt hij er niet aan om zijn baantje op te geven, want met de inkomsten
ervan kan hij zijn straatarme moeder onderhouden.
De bende van collaborerende
gangsters bij wie hij zich heeft aangesloten, bestaat uit pooiers, liederlijke
vrouwen, gehaaide zakenlui, malafide journalisten en ontslagen
politie-inspecteurs aan wie een geur van verraad en moord hangt. Tot de
bezigheden van dit uitschot behoort naast politiewerk ook handel in
grondstoffen die in oorlogstijd schaars dreigen te worden. In een gevorderd
herenhuis aan de square Cimarosa is hun hoofdkantoor gevestigd. Er worden
verdorven feestjes gehouden, al dan niet terwijl er in de kelder hardhandige
verhoren plaatsvinden. Door ene Henri Norman en Pierre Philibert aan het hoofd
te stellen, legt Modiano een duidelijke link met de afdeling van de Franse
Gestapo, die vanuit de Rue Lauriston werd geleid door Henri Lafont en Pierre
Bonny.
De
verteller zit echt flink in nesten sinds hij is geïnfiltreerd in een
verzetsgroep, want tegelijk heeft hij zich door de leider ervan laten overhalen
om hun informatie te bezorgen over de Dienst square Cimarosa. Eerder dan door
gewetenswroeging wordt hij gaandeweg verteerd door zijn angst en door het
afmattende van het dubbelspel. Toch vergt het best wat tijd vooraleer hij
partij kiest, want beide kampen laten hem eigenlijk onverschillig. <br
/>
De weg van zijn
morele verval loopt op Modianeske wijze als een stadswandeling langs plekken
die de gebeurtenissen schijnbaar hebben aangestuurd. Zo herinnert de jongeman
zich de zachtjes naar beneden hellende route die hem vanaf het Bois de Boulogne
van zijn kindertijd naar de Champs-Élysées bracht: ‘Vóór je een laan met links
en rechts fonkelende straatlantaarns. Die laan lijkt op wat de toekomst voor je
in petto heeft. Een toekomst vol schone beloftes, zoals het heet. […] Op de
place de la Concorde draag je hagedissenleren schoenen en een stropdas met
witte noppen en heb je het smoeltje van een gigolo’. Vanaf daar gaat het in
alle opzichten bergaf.
Meerdere historische figuren waren als spoken rond in deze
roman. De verteller, die enkel bij zijn schuilnamen wordt genoemd - Swing
Troubadour voor de Dienst square Cimarosa, Prinses de Lamballe voor het verzet
– haalt bijvoorbeeld Alexandre Stavisky aan als zijn vader. Het alias van deze
beruchte, vooroorlogse zwendelaar, Serge Alexandre, duikt later op in De ringboulevards. Dit soort verbindende
draden zal een van de intrigerende aspecten van Modiano’s oeuvre worden.
Het verhaal,
dat baadt in een zachte schemer waarin gebaren en stemmen voortdurend
versmelten, begint zich pas af te tekenen na een wel erg schimmige aanloop.
Meer dan in de plot of de historische context, schuilt de kern van Nachtronde dan ook in het inmiddels
herkenbare waas waarmee de Nobelprijswinnaar dit alles omgeeft.
Amsterdam : Querido 2015, 142 p. Vert. van: La ronde de
nuit door Edu Borger. ISBN 9789021400181
deze pagina printen of opslaan