Henk Ester vat zijn tweede dichtbundel duidelijk op als een
element in een omvattender oeuvre. De ondertitel, ‘Bijgeluiden xx t/m xxxii’,
verwijst duidelijk naar zijn debuut, Bijgeluiden,
dat in 2013 verscheen en meteen werd bekroond met de Buddingh’-prijs. De titel
van de bundel alludeert dan weer op de autonomie van de literatuur, en ruimer
van de kunst, die haar betekenis enkel intern tot stand brengt, door de
schikking van woorden en beelden. Het is het antwoord van de Franse componist
Messiaen op de vraag van een dirigent om verduidelijking van sommige passages
in zijn muziek.
Ester wil, met andere woorden, vooral de klemtoon leggen op het vermogen
van de taal tot exploratie. Het vers brengt nieuwe betekenissen en nieuwe
visies tot stand, eerder dan een spiegel van de realiteit of de rechtstreeks
weergave van emoties te willen zijn. Die aandacht voor de taal als constructie
is duidelijk door de opbouw van de bundel. Elke reeks ‘Bijgeluiden’ is
doorgenummerd en bestaat uit exact vijf teksten (ook al zijn er bijvoorbeeld
maar drie of vier daarvan opgenomen in de feitelijke bundel). Sommige van die
afdelingen zijn titelloos, andere dragen als titel een werkwoord, en de slotafdeling
heet gewoon ‘Van’.
Veel van de gedichten vertrekken van de werkelijkheid, maar die
nauwgezette waarnemingen, samengebald in korte indrukken, vormen niet meer dan
het vertrekpunt. Niet toevallig is sprake van ‘wegkijken’ en ‘wachten’ in
plaats van het verwachte ‘kijken’. Het gaat de dichter om de verdere
beschouwing, wat aan zijn poëzie zowel een filosofische als een poëticale
dimensie geeft. Ester denkt na, overweegt, vraagt zich af, en hij wil bij de
lezer dezelfde attitude teweegbrengen. In plaats van het doelgerichte komt zo
het geduldige, het afwachtende, het uitstellende. Dat leidt ertoe dat in deze
bundel aan kunst (met inbegrip van de eigen poëzie) een bijzonder
belangwekkende functie wordt toegekend: het vermogen om dat oneindige op te
roepen, om mentaal verder te raken dan wat er feitelijk in de woorden staat. De
dichter heeft het bijvoorbeeld over ‘tellen, vertellen, het verschil vertalen’,
een woordcombinatie waarbij elk miniem verschil een aanzienlijke
betekenisverschuiving met zich meebrengt: ‘vertalen’ wordt daardoor ook
letterlijk ‘omzetten in taal’. Die overtuiging wordt krachtig opgeroepen in een
aantal natuurtaferelen, maar ook in de gedichten die handelen over verwante
kunstenaars, van Morandi tot Armando. Telkens zoekt Ester bewust de grens op
van het tastbare en het verwoordbare, en dat doet hij ook in zijn tweede bundel
met verve.
Amsterdam
: De Arbeiderspers 2016, 73 p. ISBN 9789029539524
deze pagina printen of opslaan