‘Het internet is I immense spijsvertering. Wij proppen het vol en
hij schijt zijn stront op ons tot onze werkelijkheid een geïnfecteerde patiënt
is die het niet meer lang zal maken’. Met dit bizarre doemscenario pakt Mona
uit wanneer ze op een housewarmingparty kennismaakt met de verteller, een alter
ego van Joost Vandecasteele.
Mona is ervan overtuigd dat ons dagelijks bestaan een soort
simulatie is van het virtuele. Niet alleen zij neemt de fictieve evenknie van
Joost Vandecasteele mee in die gedachtegang. Door zijn medewerking aan het
computerspel Neo-Sparta komt hij in contact met een New Yorkse gamedesigner,
die dit idee nog verder op de spits drijft: diens ultieme doel bestaat erin om
de realiteit te programmeren als een game (Vandecasteele zelf is momenteel
betrokken bij de ontwikkeling van een literair computerspel dat in oktober zal
worden voorgesteld).
<br
/> In Jungle manifesteert de
bevreemdende interactie tussen de realiteit en de virtuele wereld zich het
scherpst in ‘onmogelijke huizen’. Ze zijn snel in elkaar gezet, graden zichzelf
op en fungeren als achtergrond, niet als woning. Je belandt er niet toevallig
in, je ‘verdwaalt’ er gericht naartoe. Betreed je die ontregelende plekken, dan
word je in een hallucinant en angstaanjagend parcours meegezogen.
Enkele losse
opdrachten die de verteller aanneemt nadat hij zonder uitgever is gevallen -
een verwijzing naar De Bezige Bij Antwerpen die werd opgedoekt - brengen hem
naar Madrid, Astana en Tokio. Ook deze plaatsen krijgen iets averechts. Wanneer
hij naar het zwaar economisch getroffen Spanje reist om er zijn debuut ‘Hoe de
wereld blablabla’ te promoten, wordt hij in Madrid bijvoorbeeld door een
dakloze meegetroond naar een onhygiënische poel op de onderste verdieping van
een parkeergarage. Allerhande verstotenen troepen er samen en de underground
van de deep dark web lijkt er tot leven te komen.
De Kazachse hoofdstad Astana
ligt erbij als een onbezielde filmset en in het dolgedraaide Tokio voelt alles
onwerkelijk aan. Brussel, de thuisbasis van de verteller, is een stuk reëler.
Een ultrarechts bestuur profileert er zich als de motor van vernieuwing. Er
zijn plannen voor een megalomane shoppingbunker. De terreurdreiging werd er
naar het hoogste niveau gebracht. Deze uit de actualiteit gegrepen bakens van
herkenning geven je een beetje houvast, maar veel meer dan een illusie is dat
niet. Als puntje bij paaltje komt, word je tot het abrupte einde van dit waanzinnige
relaas heen en weer geslingerd tussen twee al even merkwaardige pistes. Is de
verteller in een virtuele trip beland die niet meer ophoudt? Of bevindt hij
zich in een nabije toekomst waarin het internet onze werkelijkheid al op een
zijspoor heeft gezet en de mens de controle verliest?
Brussel is in Vandecasteeles
vijfde roman ook het toneel van tal van absurde verzetsacties. Wie wat aan de
kaak stelt, waarom en met welk doel, daar heb je het raden naar. Bij Wim Helsen
in ‘Winteruur’ stelde de auteur dat hij geen bezoeker is van internet, maar een
bewoner ervan. Dat hij zich er vult met rare dingen en daar in de niet-virtuele
wereld als een ontdekkingsreiziger verslag wil van uitbrengen. En zo leest Jungle effectief, maar dan wel als een
chaotisch en onstuimig verslag dat niet echt ergens naartoe leidt.
Amsterdam : Lebowski
2016, 255 p., ISBN 9789048826421
deze pagina printen of opslaan