Weinig hedendaagse schrijvers zijn zo veelbesproken als Sebald.
Sinds zijn overlijden in 2001 waren het eerst en vooral zijn romans die een
enorme indruk maakten. Zijn kenmerkende stijl, met lange meanderende zinnen,
soms onderbroken door een welgekozen foto, en zijn romanpersonages die een
loodzwaar verleden met zich meedragen en die na lang ronddolen een plekje voor
zich proberen te maken, ver van alle aandacht, wordt nu ‘Sebaldiaans’ genoemd.
Terecht of niet, de romans van diverse schrijvers als Teju Cole of Stefan
Hertmans worden in de bespreking onmiddellijk vergeleken met Sebald. De eenzame
personages die hun plaats en draai niet kunnen vinden in de maatschappij,
bieden vanuit hun positie in de marge een tegendraadse kijk op de geschiedenis,
waarbij in de meest diverse fenomenen sporen worden gelezen van een duister
verleden. De impact van zijn romans was zo overweldigend, dat men ook meer
aandacht is beginnen besteden aan de rest van zijn enorme literaire productie:
essays, academisch werk en gedichten. Doordat zo veel aandacht naar zijn romans
gaat, vergeet men soms dat Sebald gedurende heel zijn leven als schrijver
gedichten heeft geschreven. Met Over het
land en het water. Een keuze uit de gedichten 1964-2001 krijgen we nu ook
in het Nederlands een selectie van zijn gedichten. Sommige van deze gedichten
zijn tijdens zijn leven in het Duits op diverse plaatsen gepubliceerd. Andere
komen uit twee schriften die Sebald blijkbaar had klaargemaakt voor publicatie
en die men na zijn dood heeft teruggevonden. De vroegste gedichten die in het
boek zijn opgenomen zijn door Sebald op twintigjarige leeftijd geschreven, en
de laatste zijn kort voor zijn dood.
Eigenlijk zou men de gedichten
in dit boek volstrekt onbevangen moeten lezen. Zonder al wat men reeds weet
over Sebald. Zonder wat men stilistisch en inhoudelijk is gaan verbinden met
zijn romans. Het gevaar bestaat namelijk dat men de gedichten te veel in het
licht van zijn romans gaat zien. Maar toch, zoals ook Teju Cole opmerkte in een
bespreking in The New Yorker van de
Engelse vertaling van deze gedichten, zijn er duidelijke gelijkenissen tussen
zijn gedichten en zijn romans. Cole merkt overigens terecht op dat Sebald
altijd al de grenzen tussen verschillende genres heeft doen vervagen: poëzie,
proza, memoires, biografische stukken, fotografie... Soms zal de lezer concrete
elementen herkennen die ook in zijn romans voorkomen. Zo is er een gedicht
waarin dokter Tulp wordt opgevoerd, gekend van het beroemde schilderij van
Rembrandt dat Sebald bespreekt in De
ringen van Saturnus. Ook aan Norfolk, wat in dezelfde roman voorkomt, is
een gedicht gewijd.
Het eerste wat opvalt aan de gedichten is dat ze vaak geschreven zijn
vanuit het perspectief van iemand die onderweg is. Treinen, boten of
vliegtuigen komen vaak aan bod. Het onderweg zijn biedt een aparte,
melancholische kijk op de dingen, zoals in het eerste gedicht:
Moeilijk te begrijpen
is namelijk het landschap
wanneer je in de sneltrein
van daar naar ginds voorbijrijdt
terwijl het zwijgend
toekijkt hoe jij verdwijnt.
De beschreven landschappen zijn
slechts schijnbaar idyllisch. Er gaat steeds een onbehaaglijk of ontregelend
effect van uit. Dit effect wordt nog vergroot wanneer we de verklarende noten
lezen bij sommige van de plaatsnamen. Zo komen in een gedicht waarin een
winterse tocht wordt beschreven de plaatsnamen Landsberg, Hahn, Buchloe en
Kaufbeuren voor. Namen die ons eerst niet vreemd voorkomen, maar bij het lezen
van de noten blijken het allemaal plaatsen te zijn met een gruwelijk verleden
tijdens het Naziregime. Het ontregelend perspectief van iemand die onderweg is
waardoor men sporen van een traumatische geschiedenis kan lezen in het
landschap is misschien wel het meest typische kenmerk van Sebalds werk. Zijn
gedichten bevatten vaak beelden van iemand die probeert tekens te lezen in
bepaalde objecten, zoals bij een horoscoop of in een atlas. Mensen proberen uit
rook, in de wolken, in koffiegruis of uit de barometerstand de toekomst te
voorspellen, ook al staat er: ‘Uit de voorspellingen vallen geen conclusies te
trekken.’ Hoe treffend voor de kenmerkende sfeer van Sebalds werk is bij
voorbeeld het laatste gedicht in de bundel, van slechts vier korte verzen en
een titel:
Opzijkijkend
ziet het oog
van de hond alles
nog net
zo als het
in den beginne was.
Met deze verzameling gedichten wordt een belangrijk onderdeel van
Sebalds literaire productie beschikbaar in het Nederlands. Hierdoor kan ons
beeld van de enigmatische schrijver weer wat worden bijgesteld, want zoals hij
in een van de gedichten schrijft: ‘We laten ons portret na, Onopzettelijk.’
Amsterdam :
Bezige Bij 2016, 132 p. Vert. van: Über das Land und das Wasser :
Ausgewählte Gedichte 1964-2001 door Ria van Hengel. ISBN 9789023495871
deze pagina printen of opslaan