De lanterfanter van Yusuf Atılgan (1921-1989) is een
moderne Turkse klassieker uit 1959 en nu voor het eerst in het Nederlands
vertaald. De roman wordt gepresenteerd als de Turkse Oblomov. Hoewel beide
boeken weliswaar over een ‘nietsnut’ gaan die niet hoeft te werken vanwege een
erfenis, en beide boeken bij het verschijnen werden bekritiseerd omdat het geen
geëngageerde literatuur is, doet De lanterfanter
meer denken aan Salingers The Catcher in
the Rye dan aan Oblomov.
C., de hoofdpersoon, is net als Holden Caulfield in The Catcher in the Rye een
drankzuchtige, rusteloze jongeman die doelloos door de straten van het
mondaine, Europese deel van Istanbul zwerft. Hij heeft geen werk en leidt geen
nuttig bestaan, maar passief is hij allerminst. Hij bezoekt vrienden in hun
atelier, hij gaat naar de bioscoop en is op zoek naar die ene vrouw, naar de
ware liefde. Hij verzet zich tegen de hypocriete samenleving waarin mensen
krampachtig houvast zoeken in verschillende dingen als werk, huwelijk, sociale
conventies. ‘De mensen die er wonen hebben niets anders aan hun hoofd dan hun
fatsoen op te houden voor de buren.’ Hij kan het alleen maar lachwekkend
vinden.
‘Wat hebben mensen die hier onder
één dak wonen gemeen? Alleen hun geloof in de verplichting samen te leven.
Sommigen willen hun rijst mét aubergine, anderen zonder; sommigen met zout,
anderen zonder; sommigen willen vroeg opstaan, anderen laat; de een wil liedjes
horen, de ander jazz. Hoe ze ’s ochtends opstaan… De een vertelt zijn droom.
Een ander luistert ernaar, maar houdt er niet van naar dromen te moeten
luisteren. Zelfs echtparen zijn toch zo? Wat hebben ze gemeen? Behalve dat ze
op bepaalde dagen in de week hun vlees tegen elkaar aanschuren. Toch houden ze
het uit. Omdat ze geloven in de verplichting samen te leven. Wat mij van hen
onderscheidt is precies dat ik daar niet in geloof. Dat is de bron van mijn
ongenoegen en ook van mijn vreugde. In plaats van het met pijn en moeite uit te
houden, vlucht ik liever in de eenzaamheid. Voor mij is één persoon genoeg. Een
samenleving van twee mensen die van elkaar houden.’
Yusuf Atılgan was erg belezen en
kende ook het werk van Freud goed. Hij heeft oog voor de psychologische
factoren in de levenshouding van C., die na het overlijden van zijn moeder
opgevoed is door zijn tante Zehra en zijn autoritaire, vaak afwezige vader die
het doet met de dienstmeid en die hij als kind heeft betrapt met zijn tante
Zehra. Hij is bang op zijn vader te lijken.
Maar psychologie is niet
afdoende om de rebelse, compromisloze houding van C. te verklaren. De roman is
namelijk ook een reactie op de moderniteit. De
lanterfanter verscheen in 1959, maar de schrijver moet geput hebben uit de
periode na 1945 waarin hij in Istanbul woonde en waar in Turkije met volle
energie een nieuwe, vroeg kapitalistische natie werd opgebouwd en er in de
steden een nieuwe bourgeoisie opkwam. De crisis van C. is niet enkel een
psychologisch trauma, maar ook een existentiële crisis.
Waar Holden Caulfield zich aan
de rand van een afgrond ziet staan, ziet C. het leven als een brug zonder leuning,
hij kan geen houvast vinden:
‘Iedereen op deze wereld, wij allemaal lopen als het ware
over een slingerende brug zonder balustrade. Als er niets is om je aan vast te
houden, val je ervan af. Net als de lussen in de tram. Mensen tillen hun arm op
om zich daaraan vast te houden. Sommigen houden zich vast aan hun rijkdom,
anderen aan hun functie als directeur, weer anderen aan hun werk, hun kunst. Je
hebt mensen die zich vasthouden aan hun kinderen. Iedereen vindt zijn eigen
houvast het beste, het hoogste. Niemand die er de lachwekkendheid van inziet.
[…] Sinds ik zie hoe hypocriet, hoe onecht, hoe lachwekkend de waarden in de
samenleving zijn, ben ik op zoek naar het enige houvast dat niet lachwekkend
is: ware liefde!’
C. zoekt zijn houvast in de ware
liefde, maar het ernaar zoeken, het in beweging blijven, is belangrijker dan
het vinden ervan.
‘De meeste mensen waren bang
zich in te moeten spannen, bang voor vernieuwing. Het was zo eenvoudig je bij
hen aan te sluiten! Als hij zou willen, kon hij overdag les geven en ’s nachts
met stille, mooie vrouwen slapen. Kostte geen enkele moeite. Maar hij wist het
wel: hij zou zich daarmee niet tevreden kunnen stellen. Er waren andere dingen
nodig. Zelfs het wanhopig forceren van iets wat moeilijk was had iets moois.’
De
roman is dan ook interessanter dan in eerste instantie lijkt. Je weet niet
meteen wat je ervan moet vinden. Is het onwil van C. om deel te nemen aan de
samenleving of is het onmacht? Is C. als buitenstaander een held of vinden we
hem eigenlijk helemaal niet sympathiek? Kunnen we met hem meeleven en zijn
wanhoop voelen? Omdat je er niet direct een duidelijk antwoord op hebt blijf je
nadat je het boek uit hebt erover nadenken. En dat is juist de kracht van De lanterfanter.
Amsterdam : Jurgen Maas
2016, 275 p. Vert. van: Aylak Adam door Hanneke van der Heijden. ISBN 9789491921162
deze pagina printen of opslaan