Coverfoto, titel en samenvatting op de achterkant van Per
Leo’s romandebuut lijken alles in het werk te stellen om de lezer ervan te
overtuigen dat Vloed en bodem een
semi-autobiografisch werk is waarin de schrijver op zoek gaat naar het donkere
naziverleden van een familielid. Logisch, want dergelijke boeken genieten
relatief veel belangstelling - denk maar aan Alexandre Jardins De edelmoedigen. Daarenboven
specialiseerde Per Leo zich als historicus in het nationaalsocialisme.
Maar zo’n verkoopstruc doet afbreuk aan de inhoud: Vloed en bodem zit een stuk complexer in
elkaar dan op het eerste zicht lijkt. De zoektocht naar het half
verzwegen verleden vormt voor de auteur immers niet meer dan een
springplank om het gelijknamige hoofdpersonage voluit te laten spitten in de
eigen familiegeschiedenis. Dankzij een bont amalgaam van verhalende stukken,
gedichten, opgehaalde jeugdherinneringen, citaten uit geschreven bronnen en
eigenhandig afgenomen interviews, maakt de lezer kennis met een uitgebreide
familie waarvan vooral de godsdienstige, zakelijke en relationele aspecten
tegen het licht worden gehouden.
Gaandeweg komt het gevoel naar boven drijven dat ook het
relaas van de familie op zijn beurt niet meer dan een excuus vormt om tot de ware
kern te komen - het verhaal van de versnipperde Duitse maatschappij in de
twintigste eeuw. Leo’s familie kan gemakkelijk als een microkosmos
geïnterpreteerd worden die symbool staat voor het Duitse volk. Vooral in de
tweede helft van het boek zet de auteur zijn personages uit de schijnwerpers om
plaats te maken voor bedenkingen en theorieën over onder andere de Duitse
religieuze verdeling in de 20ste eeuw, populaire literatuur uit de
Weimar-republiek, rassenleer of de naoorlogse tegenstelling tussen West- en
Oost-Duitsland.
Helaas verliest de auteur soms
de aandacht van de lezer in deze essayistische passages, in het bijzonder
wanneer deze heel specifiek over de Duitse cultuurgeschiedenis handelen. Het is
absoluut geen vanzelfsprekendheid om als buitenlander de verschillen in de
Duitse katholieke gezindten correct aan te voelen, om maar een voorbeeld te
geven. Andere onderwerpen, zoals hoe een West-Duitser naar het Oost-Duitsland
van de jaren ’80 kijkt, zijn dan gelukkig genoeg weer een stuk gemakkelijker te
bevatten. Sommige van deze filosofische passages zijn goed geïntegreerd in de
verhaallijn, hoewel het op momenten wel lijkt alsof de schrijver zijn eigen
roman terzijde legt om de lezer te onderwijzen.
Eigenaardig genoeg vergalt op die ogenblikken nu net de
taalkundige uitwerking het leesplezier. Leo’s schrijfstijl kenmerkt zich op
haar ongunstigste ogenblikken door vrij lange zinnen en bijtijds opgeblazen
taalgebruik. En dat is jammer, want met een helderder taalgebruik en een wat
beknoptere schrijfstijl had Vloed en
bodem inderdaad het allesomvattende, belangrijke boek kunnen worden wat een
deel van de Duitse pers erin ziet. Zoals het er nu voorstaat echter, is de
roman vooral een uitdaging voor doorbijters, die zich niet gemakkelijk laten
afschrikken.
Amsterdam
: De Arbeiderspers 2016, 317 p. Vert. van Flut und Boden door Marion Hardoar en
Hans Driessen. ISBN 9789029502511
deze pagina printen of opslaan