Irmgard Keun (1905-1982) was aan
het begin van de jaren dertig een rijzende ster in Duitsland, maar toen Hitler
aan de macht kwam, werd haar opgang gestuit. Zowel haar succesdebuut Gilgi, eine von uns (1931) als de
opvolger Het kunstzijden meisje
(1932; in het Nederlands in 2005) werd in beslag genomen. De reden? De
hoofdrollen in haar werk gingen naar jonge, ambitieuze vrouwen, die in hun
streven naar onafhankelijkheid botsten met de nationaalsocialistische
ideologie.
In
het voorjaar van 1936 vluchtte Irmgard Keun uit Duitsland. Oostende werd haar
eerste tussenstop. Ook het kruim van de Duitstalige exilschrijvers streek daar
die zomer neer. Als niet-joodse was Irmgard Keun een buitenbeentje in dat
gezelschap. Hoe zij en Joseph Roth (1894-1939) er voor elkaar vielen, heeft
Mark Schaevers uit de doeken gedaan in Oostende,
de zomer van 1936.
<br
/> In de Koningin der Badsteden begint ook Kind van alle landen. De tienjarige Kully brengt er verslag in uit
over haar rusteloze bestaan als kind van emigranten. Peter, haar vader, is in
grote trekken gemodelleerd naar Joseph Roth. Om voorschotten los te krijgen van
zijn buitenlandse uitgevers, bluft hij over het vlotten van zijn manuscripten.
Hij is in de weer met de vertaal- en filmrechten van zijn werk en probeert munt
te slaan uit reclame-ideeën. Zodra hij wat geld heeft, jaagt hij het erdoor:
hij kan de drankduivel niet op afstand houden en woont liever in hotels dan in
een eigen stek - onder meer omdat er portiers werken van wie je geld kan lenen.
Kully neemt
ons van Oostende mee naar Brussel, Parijs, Amsterdam, Marseille, Bordighera in
Italië, Nice, zelfs tot in de Verenigde Staten. Die trans-Atlantische reis
ondernemen vader en dochter onder hun tweeën – Kully’s moeder had de boot in
Rotterdam gemist. Het verblijf in Amerika is ronduit kluchtig. Peters zakelijke
plannen komen in New York niet van de grond. Zijn eeuwige geldgebrek drijft hem
naar een jeugdvriend in Virginia. Wanneer de twee mannen herinneringen ophalen,
blijkt dat ze elkaar allebei met een ander hebben verwisseld. Dat die
zogenaamde jeugdvriend in Virginia Beach woont, heeft weer een autobiografisch
kantje: Irmgard Keun verbleef er in 1938 zelf enkele weken bij haar minnaar,
een Duits-joodse arts die jarenlang tevergeefs bleef hopen dat zij hem
definitief achterna zou komen. Maar zij hield hem vakkundig aan het lijntje en
troggelde hem vooral aan de lopende band geld af.
Na de Duitse bezetting van
Nederland in 1940 ging het gerucht dat Irmgard Keun in Amsterdam zelfmoord had
gepleegd. Of zijzelf het bericht de wereld in stuurde, werd nooit opgehelderd.
Alleszins kon de schrijfster dankzij dit nieuws onder de radar verdwijnen. Ze
keerde terug naar Keulen onder een valse naam en dook er samen met haar ouders
onder. Na de oorlog speelde ze geen literaire rol van betekenis meer. Haar werk
werd aan het eind van de jaren zeventig wel herontdekt. Christoph Buchwald was
een van de drijvende krachten achter de heruitgave van haar bruisende romans.
Hij schreef ook het nawoord bij de vertaling van Kind van alle landen.
Opvallend is hoe de pientere Kully zich met haar
kinderlijke logica uit uitzichtloze situaties redeneert die worden beheerst door
angst, honger, geldzorgen, paspoorten en visa die beginnen te verstrijken van
zodra ze zijn uitgereikt. Zo concludeert ze over landsgrenzen bijvoorbeeld dat
‘het iets is wat zich in een trein afspeelt, met behulp van mannen die
ambtenaren zijn’. Boven op Kully’s ontwapenende kijk op de dingen zorgen de
uitgesproken en dikwijls plastisch verwoorde meningen van Peter voor verbaal
vuurwerk. Het eindresultaat? Een wervelende roman over deprimerende tijden, een
geslaagde botsing tussen speelsheid en wanhoop.
Amsterdam : Lebowski 2016, 158
p. Vert. van Kind aller Länder door Marcel Misset.
ISBN 9789048833412
deze pagina printen of opslaan