Gerbrand Bakker (1962) schreef in
2006 Boven is het stil, zijn
aangrijpende debuutroman over de 55-jarige Helmer van Wonderen, die in de
Noord-Hollandse polders met zijn bedlegerige vader op de ouderlijke boerderij
woont. Sinds zijn tweelingbroer dertig jaar eerder verongelukte, heeft Helmer
in diens plaats de zorg voor de koeien en de schapen mee op zich genomen. Zowel
het verhaal als de puurheid van de personages is ontroerend.
Na de opvolgers Juni (2009) en De omweg (2010) vervult de gedachte aan een volgende roman Gerbrand
Bakker met weerzin. Waarom precies, dat hoopte hij te achterhalen door vanaf
december 2014 een jaar lang voor Privé-domein dit dagboek bij te houden. <br
/> Hij heeft een pied-à-terre in Amsterdam, maar woont overwegend in
Schwarzbach, een gehucht in de Eifel. Zijn vaste metgezel is Jasper, een
kruising tussen een windhond en een pointer. Tijdens hun wandelingen ontsnapt
Jasper graag, dit tot wanhoop van zijn ‘knecht’ – een kwalificatie die Gerbrand
Bakker van een van zijn Duitse buren kreeg opgespeld.
Uitvoerig becommentarieert de
auteur hoe het hem en zijn weinig aanhalige hond vergaat. Hun wel en wee, de
vorderingen aan het ‘Eifelhuis’ en de contacten met de buren wisselt hij af met
familietaferelen van vroeger en nu, met jeugdherinneringen, zijn schaats- en
hoveniersverleden, zijn wedervaren tijdens literaire lezingen,
tandartsperikelen en tal van andere voorvallen. Heel open is hij over zijn zwaarmoedige
kant, zonder daarbij weg te zinken in tobberigheid. Op zekere dag heet het:
‘Het gaat me even (mag ik hopen) niet zo goed. Een
grauwsluier is neergedaald over alles wat ik doe en denk’.
De symptomen van zijn neerslachtigheid
komen en gaan: ongedurigheid, zich moeilijk kunnen concentreren, vermoeidheid
bij wat er ook wordt gezegd. Uit zelfbescherming keert hij het afmattende
menselijke gewemel dan ook op tijd en stond de rug toe.
De opperste concentratie tijdens
het romanschrijven associeert hij met momenten van bijna-geluk. Maar als
schrijven hem door moeilijke periodes sleept, waarom staat de gedachte aan een
nieuwe roman hem dan zo tegen? Hij beweegt zich soms gekrenkt door het
literaire wereldje, maar tegelijk toont hij zich hongerig. Negatieve kritiek
raakt hem, ongeacht hoeveel lovende reacties ertegenover staan, maar of het
daaraan ligt? Tot een sluitend antwoord komt Gerbrand Bakker niet. Wel werpt
hij meer dan eens het vermoeden op dat zijn medicatie de innerlijke noodzaak
tot schrijven verkleint.
Jasper en zijn knecht
is een eerlijk relaas, al dringt de strikte waarheid niet per se door tot in de
kleinste feitelijke bijzonderheden. Die doen er voor de schrijver niet zo toe.
Vermakelijk zijn de passages waarin zijn moeder hem betrapt op dingetjes die
hij verdraait – ‘Hoe durf je eigenlijk op te schrijven dat ik de aardappels, de
groente en de biefstuk tegelijk opzette?’ In dit geval zou het kunnen dat
Gerbrand Bakker door zijn geheugen werd bedrogen, maar bij de meeste details
die hij weglaat of juist aandikt denkt hij vooral aan een mooi en goed verhaal.
Die insteek geldt ook voor zijn weblog en zijn columns voor Trouw en De Groene Amsterdammer, waarvan hij er af en toe een tussen deze
aantekeningen inlast.
In een energiek tempo verhaalt Gerbrand Bakker onderhoudend
over zijn leven. Boude stellingen laat hij achterwege, zijn toon is veeleer
aftastend en dat brengt lucht in zijn dagboeknotities, net als de – overwegend
droge – humor. De epiloog, daarentegen, is door en door triest.
Amsterdam : De
Arbeiderspers 2016, 391 p. Privé-domein Nr 287. ISBN 9789029505123. Distributie
L&M Books
deze pagina printen of opslaan