De Amerikaanse schrijfster Annie Proulx is op korte
tijd een volwaardig ‘literair fenomeen’ geworden in het Nederlands taalgebied.
Sinds het verschijnen van het met prijzen overladen Scheepsberichten in 1995 werd al haar werk prompt vertaald bij De
Geus. Proulx werkt aan een uiterst origineel oeuvre waarin het achterliggende
landschap boven de raak getypeerde personages uittorent. Proulx maakt geen
psychologische dieptestudies, maar ze legt de sociaal-historische processen
bloot die het leven van haar karakters bepalen.
In haar oeuvre reist Proulx
door New England, Vermont, Newfoundland, Texas, Oklahoma
en kris kras doorheen de Verenigde Staten. Uiteindelijk streek ze met haar drie
verhalenbundels Wyoming Stories en
haar memoires Bird Cloud neer in Wyoming: haar nieuwe grote liefde die
ze met moeite kan loslaten. Maar uiteindelijk heeft ze naar eigen zeggen het
onderwerp Wyoming uitgeput en wil ze niet voor een westernschrijver versleten
worden. Tijd om nieuwe landschappen te exploreren.
De lang verwachte nieuwe horizonten en landschappen
verschenen uiteindelijk eind 2016 onder vorm van haar magnum opus Barkskins (Schorshuiden). Leven en dood liggen aan het hart van het bestaan en
zitten per definitie vervlochten in alle literatuur. Maar de intussen tachtiger
Proulx werkt in een race tegen de klok om de verhalen in haar hoofd op papier
te zetten. Tien jaar uitgebreid onderzoek en schrijven zitten samengebald in
deze lijvige turf van bijna 800 bladzijden. Daarin volgt ze over verschillende
generaties van 1693 tot 2013 het wel en wee van twee verschillende Franse
pioniers en hun nageslacht.
René Sel en Charles Duquet trachten een nieuw leven te
beginnen in Nieuw Frankrijk (Canada). Ze worden tewerkgesteld als een soort
lijfeigene in de bosbouw met het vooruitzicht om op termijn een stuk land te
verwerven. René is een harde werker die met een Mi’kmaq indiaanse trouwt en zo
een dynastie van halfbloeden sticht die dicht bij de natuur leeft en vanuit de
onderkant van de maatschappij de sociaal-economische veranderingen ondergaat.
Straatschooier
Charles neemt al snel de benen om zijn fortuin te maken als pels- en
houthandelaar. Hij vergaart fortuin door handel met China en sticht een
houtdynastie door een huwelijk met een bemiddelde Nederlandse familie en de
adoptie van een paar potentiële opvolgers. Duquet wordt Duke naarmate het
handelsimperium zich uitbreidt.
Het hoeft geen betoog dat voor de Dukes de ontginning van
de natuur primeert, ook als dat ten koste gaat van de indianen die het begrip
eigendom niet kennen. Waar de indiaanse religie de door generaties gedeelde
natuur omarmt om in de basisbehoeften te voorzien, moedigt de westerse religie
de pioniers aan om het land van god te bezitten en te ontginnen. Westers
ziekten, moord en verdrijving maken van de indianen collateral damage.
Langs de alternerende verhaallijnen van de twee families
traceert Proulx de geschiedenis van Noord-Amerika en de onomkeerbare ontginning
en destructie van het land en zijn oorspronkelijke bewoners. Deze geforceerde
mars doorheen de geschiedenis met talloze personages getuigt van een
uitgesproken zin voor antropologische geschiedenis maar laat weinig ruimte voor
psychologische uitdieping van de personages.
Het landschap (met de nadruk op Atlantisch Canada
& New England) en de antropologische geschiedenis primeren als
hoofdpersonages van een opvallend gecondenseerd werk, dat met meer ruimte voor
de psychologie van de menselijke personages gemakkelijk drie maal zoveel
bladzijden had kunnen beslaan. Maar in Proulx’ handen kon Schorshuiden niets anders worden dan een gebalde vuist, een stevig
onderbouwde aanklacht aan de onomkeerbare teloorgang van de Noord-Amerikaanse
natuurlijke rijkdom in ruil voor geldgewin. Een thema dat nog steeds brandend
actueel is.
Amsterdam
: De Geus 2017, 795
p. Vert. van Barkskins door Regina Willemse. ISBN 9789044536805. Distributie
L&MBooks
deze pagina printen of opslaan