Italo Calvino, een van Italiës meest bekende auteurs, labelde zijn
eigenzinnige collega, Elio Vittorini (1908-1966), enigszins plagend als de
modernist die brak met een literaire traditie die als provinciaal werd
afgedaan. Vittorini geloofde rotsvast in de vooruitgang en in de nieuwe
technologieën, een geloof dat zich vertaalde in zijn literaire productie. Dat
optimisme zou auteur-editor-vertaler Vittorini overigens zijn leven lang
kenmerken, ook toen darmkanker bij hem werd vastgesteld.
Toch overstijgt Vittorini, net
zoals Calvino, dat modernisme. De in Sicilië geboren auteur vond namelijk dat
elke literaire tekst ook een politiek geëngageerde dimensie moest hebben. Zo
vonden zijn sympathieën voor het links-fascisme, waarmee hij zich afzette tegen
de bourgeoisie, maar ook voor het verzet en het communisme een weerslag in zijn
teksten. Dat weerhield Vittorini er niet van om zich te brouilleren met het
fascisme en het communisme om dan zijn relatie ermee te fictionaliseren.
Wellicht kreeg zijn latere werk een meer sociaal geëngageerde insteek, zoals in
Gesprek op Sicilië (1990), waarin
Vittorini het hoofdpersonage Silvestro Ferrauto het eiland waar hij opgroeide
laat herontdekken – de auteur heeft altijd beweerd dat Ferrauto niet zijn alter
ego was. In Vittorini’s meest bekende roman speelt zintuiglijkheid een
belangrijke rol in de confrontatie tussen heden en verleden.
Die zintuiglijkheid ligt ook aan
de basis van De rode anjer (2016), Vittorini’s
eerste roman en derde literaire werk na een verhalenbundel en een reisdagboek.
De rode anjer leest als het dagboek Alessio Mainardi, een adolescent die zijn
vleugels wil uitslaan. Op school weigert hij in de pas te lopen, organiseert
hij met anderen een links-fascistisch georiënteerde staking, wordt hij
geschorst en beslist hij na het behalen van lage cijfers zijn examens voor een
externe commissie af te leggen en zo een jaar over te slaan. Drijfveer hierbij
is de eerder platonische liefde voor Giovanna, die hem een rode anjer schenkt.
Giovanna’s
teken van liefde zal Mainardi doorgeven aan de betoverend mooie Zobeida die hem
de vleselijke liefde zal doen ontdekken. Zobeida, een dame van lichte zeden die
niets over haar duistere verleden wil prijsgeven maar wel luidop haar
kindertijd idealiseert, lijkt op haar beurt haar onschuld terug te vinden in Mainardi.
Haar schoonheid had hem overigens al bereikt via de verhalen van Tarquinio, die
een tijdje een kamer had in het pension waar ook Mainardi logeert. Tarquinio
heeft geen weet van de relatie tussen de adolescent en Zobeida, maar raakt via
Mainardi’s relaas wel geïnteresseerd in Giovanna die misschien haar onschuld
wel verliest.
Naïviteit
en zintuiglijkheid worden zo inwisselbaar in Vittorini’s beschrijvingen die, toen
het van 1933 tot 1936 in het toonaangevende literaire tijdschrift Solaria verscheen, als aanstootgevend
werden ervaren. Om die reden verscheen De
rode anjer pas in 1948 in boekvorm, terwijl Vittorini er ook verder aan
sleutelde.
Toch
voel je ook in deze herwerkte versie dat Vittorini nog moet groeien als auteur.
De rode anjer blijft echter wel
nazinderen, niet alleen door die zintuiglijkheid en het politieke engagement,
maar ook door de manier waarop Mainardi’s moeizame relatie tot zijn
leeftijdsgenoten en familie beschrijft, in het bijzonder die met zijn ouders, het
‘moedertje’ en ‘de oude heer Moraal’. Die beschrijvingen en beelden zijn
tegelijkertijd heel realistisch en spottend. Grammaticaal zouden die niet altijd
correct – dat beweerden indertijd de Italiaanse critici, maar de opsommingen en
de vele associaties maken de vertelling juist erg levendig. De jonge
vertaalster Emilia Menkveld weet die mooi om te zetten, met respect voor het
taalgebruik van toen.
Amsterdam : Cossee 2016, 228 p. Vert. van Il garofano rosso door Emilia
Menkveld. ISBN 9789059366930 . Distr.: Pelckmans uitgevers
deze pagina printen of opslaan