De incompatibiliteit van de
Russische schrijver
In mijn bibliotheek staan tegenwoordig drie romans met de titel Cocaïne. In de twee oudste — uitmuntend
baldadige boeken van Pitigrilli en Agejev, respectievelijk verschenen in 1920
en 1934 — vliegen de lijnen coke je rond de oren. In de derde, de meest recente
roman van Alexsandr Skorobogatov, is er op de in het oog springende titel na nergens
sprake van het ‘Bolivian Marching Powder’, om het maar eens met Jay McInerney
te zeggen. Nee, hier is het boek zélf de trip. Dit buitensporig loflied op het
kunstenaarschap tast in een onophoudelijke, prettig gestoorde stroom
hallucinaties de grenzen van de verbeelding én van het Russisch absurdisme af.
De Wit-Rus Aleksandr Skorobogatov (Grodno, 1963) woont
sinds 1992 in Antwerpen. Hij debuteerde in 1989 toen zijn verhaal ‘De beul’ in
het wijdverspreide literaire magazine Yunost
(‘Jeugd’) verscheen. Naast verhalen, essays en een toneelstuk schreef en
publiceerde Skorobogatov vijf romans: Sergeant
Bertrand (twee versies, 1991 en 2004),
Audiëntie bij de vorst (1994), Aarde zonder water (eveneens twee
versies: 1997 en 2002), Cocaïne
(2003) en Portret van een onbekend meisje
(2008). Met de voorliggende vertaling van Cocaïne
zijn nu dus alle romans beschikbaar in het Nederlands. Alle vertalingen
zijn overigens van de hand van Skorobogatovs echtgenote Rosemie Vermeulen, met
wie hij al die tijd een literaire tandem vormt.
Uitgeverij Cossee vult eerdere uitgaves van Sergeant Bertrand en Portret van een onbekend meisje nu aan
met de roman waaraan Skorobogatov al sinds de jaren ‘80 in de Sovjet-Unie schreef,
maar die daar om ideologische redenen nooit door de censuur is geraakt. Cocaïne is gegroeid uit een verhaal dat
‘Stop de machine’ heet, een titel die refereert aan het werk van Ruslands
grootste absurdistische schrijver Daniil Charms. Volgens het (fictieve?) nawoord
van de Moskouse professor Boerkevitz is het verhaal van Cocaïne ‘ingebed in de absurde, surrealistische Russische verteltraditie,
stammende van Nikolai Gogol, en in de 20ste eeuw voortgezet door
Daniil Charms en Vladimir Nabokov.’ Het absurde viert in dit boek inderdaad
hoogtij. Wie Sergeant Bertrand en Portret van een onbekend meisje wist te
smaken en bij het openslaan van Cocaïne uitgaat
van een gelijkaardige, gezapige en eerder ‘klassieke’ leeservaring, wacht een
verrassing. Dit is geheel andere koek. Experiment staat duidelijk centraal in Cocaïne. Tot het uitzinnige toe. Dit
boek wil ongegeneerd grenzen verleggen. Het advies om deze overrompelende
kladderadatsch te smaken? Haal diep adem, open al je geestelijke registers en
geef je willoos over. Laat je gaan, laat je meeslepen, als een ontwortelde boom
in een tornado.
Liefhebbers van een consistente verhaallijn
zijn er immers aan voor de moeite. Er is een soort liefdesplot, maar die gaat
al snel alle richtingen uit. Voor je het weet kan je nergens nog een eind aan
vastknopen. Maar dat is helemaal niet erg. Noch storend. Wel integendeel!
Wanneer je erin slaagt alle vastgeroeste dompers op je fantasievermogen los te
schroeven (denk aan Coleridges ‘willing suspension of disbelief’ en zie ook het
advies hogerop), zal ongebreideld leesplezier gegarandeerd je deel zijn. Het
verhaal baadt volgens Skorobogatov ‘in zwarte humor, Russische folklore’ en ‘steunt
op de verworvenheden van de westerse modernistische roman’. Niets is minder
waar, zo blijkt.
Cocaïne start in Moskou, met het huilend kind van Sasja, het
hoofdpersonage. Om de rust te laten terugkeren, gaat hij op zoek naar
babyvoeding. Die zoektocht wordt steeds maar bevreemdender, huiveringwekkender
en absurder. Onder meer omdat Sasja zich iedere dag te pletter zuipt en zijn ‘poten’
niet van andere vrouwen kan afhouden, verlaat zijn echtgenote hem voor ‘een
militair in uniform’. De rest van het boek doet Sasja wanhopige pogingen om Nadezjda,
de liefde van zijn leven, voor zich terug te winnen. Sasja noemt zichzelf een
‘schrijver-humanist’, een scheppend kunstenaar die de wereld wil ‘verbeteren
met het woord’. Omdat de wereld die hij bedenkt ‘te angstaanjagend’ is én omdat
‘het moet van Dostojevski’, slaat hij regelmatig iemand de kop in met een hamer
en een gigantische spijker (ter vervanging van Raskolnikovs bijl). Door deze ‘nobele
daden’ (er wordt ook al eens een man door de gehaktmolen gehaald om worstjes
van te draaien, een brandje gesticht of aan incest gedaan) mag hij de
Nobelprijs voor de Vrede komen ophalen in Stockholm. Daar ontmoet hij een vrouw
die eigenlijk een stoel (!) is en vreet de voorzitter van het Nobelprijscomité
zichzelf op. Niemand lijkt Sasja te begrijpen: zijn lezers niet (hoewel die als
‘de lezer’ hier en daar ‘de auteur’ rechtstreeks tot de orde roepen) en zelfs
zijn eigen personages niet (hoewel ook die op allerlei manieren zijn verhaal
proberen te sturen). De enige die hem snapt is zijn uitgever: die vindt het
boek waaraan Sasja werkt – toevallig het boek dat wij, de lezers, aan het lezen
zijn (terwijl het dus geschreven wordt, volgt u nog?) – ronduit geniaal. Niettemin doet de uitgever
er alles aan om Sasja zover te krijgen zijn verhaal te reduceren tot een idylle
over konijntjes (‘of cavia’s of wasberen’, maakt niet uit). U merkt het, we
zitten in een parallel universum. Het boek als achtbaan. Of literaire
flipperkast.
Het klinkt allemaal
te gek voor woorden, maar het werkt. In een recent interview met Guus Bauer
verklaarde Skorobogatov:
‘[Cocaïne is] een spel met genres, met
fictie en werkelijkheid, tragiek, uiterste logica en absurdisme. Alles om
duidelijk te maken dat de schrijver niet echt compatibel is met de maatschappij,
dat hij of zij altijd in een niemandsland leeft, nergens echt bij hoort, alleen
de verbeelding heeft als reddingsboei.’
De schrijver als het geweten van
de maatschappij, als ongenaakbare demiurg, als vangnet en als baken. Skorobogatov
grijpt hoog, mengt het burleske met het tragische en komt er grandioos mee weg.
In dit uitbundig schimmenspel met het technisch vernuft van een Fabergé-ei is
niets wat het lijkt en lijkt alles mogelijk. Dat laatste is in mijn ogen niets
anders dan een perfect sluitende definitie van literaire verbeelding.
Amsterdam : Cossee
2017, 303 p. , vert. van кокаин door Rosemie Vermeulen. ISBN
9789059367166. Distributie: Pelckmans
deze pagina printen of opslaan