Het Noord-Engelse Lake District dankt zijn
naam aan de weidse meren, die door veelal rotsige bergen worden omzoomd. Maar meer
dan aan de spectaculaire landschappen brengt James Rebanks, telg van een
plaatselijke familie van schaapherders, hulde aan de manier waarop het
traditionele herdersleven er al eeuwenlang wordt vormgegeven.
In literair opzicht werd het Merengebied met
zijn adembenemende panorama’s op de kaart gezet door de Lake Poets, de groep
Romantische dichters rond William Wordsworth (1770-1850). Van alle auteurs die
met het Lake District worden geassocieerd, houdt James Rebanks evenwel het
meest van Beatrix Potter (1866-1943), vooral omdat de schrijfster van de
beroemde kinderboeken over Pieter Konijn er zelf met groot respect voor de lokale
gebruiken een schapenboerderij heeft gerund.
Anders dan bijna overal elders in Engeland vind
je op de “fells”, de ruige hoogvlakten en de omliggende bergen, nog onomheind begrazingsland
met gemeenschappelijke weiderechten, die de herders volgens een oud agrarisch
systeem verdelen. Dit betekent echter niet dat hun kuddes zomaar over het ganse
Lake District uitzwermen: als lam krijgen de robuuste, inheemse Herdwickschapen
van hun moeder mee waar ze thuishoren.
Het
herdersleven volgt het ritme van de seizoenen. De
zomer betekent hooien en de schapen naar het dal drijven om ze te scheren. In
het najaar zijn er op het Noord-Engelse platteland honderden schapenmarkten en
-tentoonstellingen. Het meest prestigieuze onderdeel van deze herfstmarkten is
het kopen en verkopen van rammen met het oog op het verbeteren van de kuddes. Na
de paartijd komt de winter. Het door regen en wind geteisterde land eist dan zijn
tol: de dieren verzwakken, moeten bijgevoederd en extra verzorgd worden. In
putje winter valt er dus uit dit herdersbestaan geenszins een romantische
feelgoodfilm te puren. Voor wat meer lichtvoetigheid is het wachten op de lente,
het lammerseizoen.
James Rebanks stoffeert zijn verhaal met
persoonlijke ervaringen, waarin zijn grootvader en zijn ouders een belangrijke
rol spelen en ook zijn echtgenote en zijn kinderen figureren. Hij roept
sprekende taferelen op en verwoordt ze zorgvuldig. Zo brengt hij het intens
treurige over van door regen verpest hooi. Hij heeft het onder meer over de charme
en het nut van de herdersstaf en over allerhande knepen van het vak: ‘Als ik
een doodgeboren lam vind, vil ik het, zoals de mensen hier altijd hebben
gedaan. Ik snijd rond de pootjes en de nek en trek dan de huid eraf zodat het
lichaam naakt is […]’. Die huid wordt dan als een jasje over een levend
moederloos lam gelegd, dat bij de ooi wordt gezet die treurt om haar doodgeboren
jong, in de hoop dat ze het vermomde weeslam accepteert.
De schrijver draagt de oude grond in zijn hart,
maar zijn blik is tegelijk gericht op de wereld. Nadat zijn schoolcarrière strandde
toen hij vijftien was, haalde hij als jonge twintiger in avondstudie alsnog
zijn humanioradiploma. Meer nog: hij ging daarna aan Oxford studeren en verdiepte
zich in de economie van historische plaatsen, onder andere als
freelanceadviseur voor het Unesco World Heritage Center. Het geld dat hij met dit
soort bijbanen verdient, helpt hem om de boerderij en de ermee verbonden
levenswijze in stand te houden. Verder omarmt hij voluit de digitale wereld,
zoals blijkt uit zijn populaire posts op Twitter en Instagram waarin hij
getuigt over het werk met zijn schapen en bordercollies.
Als kind merkte James Rebanks dat heel wat buitenstaanders
de herdersstiel zagen als een manier van leven voor losers. In het begin
wentelt hij zich graag in zijn frustratie daarover, maar eenmaal op dreef gaat
hij helemaal op in het waardevolle aan het kleinschalige en duurzame fokken van
schapen in harmonie met het onherbergzame landschap en het barre klimaat.
James
Rebanks: Het herdersleven, Hollands
Diep Amsterdam, 2017, 288 pag. ISBN 9789048839254. Vertaling van The shepherd's life : a tale of the Lake District door Catalien van Paassen. Distributie: L&M Books
deze pagina printen of opslaan