Nikos Panayotopoulos (Athene, 1963) is van opleiding
ingenieur maar heeft zich sinds 1992 gaandeweg ontpopt tot een van de
belangrijkste hedendaagse auteurs in Griekenland. Hij schrijft romans, korte
verhalen en filmscripts. Handschrift
is zijn eerste naar het Nederlands vertaalde werk.
De
epiloog vat perfect de opzet van het boek samen: deze ruim zestig ultrakorte
verhalen - de schrijver wil dat je ze tussen twee metrohaltes kan lezen - zijn
opgeschreven precies zoals Nikos Panayotopoulos ze zich herinnert; hij heeft de
werkelijke namen van de hoofdrolspelers behouden en er zodoende voor gekozen om
‘een kogel op ze af te vuren in de gedaante van een werk van fictie’.
In het openingsverhaal speelt de auteur als kind tikkertje
met een van zijn vele neven die luisteren naar de naam Yannis. Hij botst
daarbij op een deurklink en is op slag al zijn voortanden kwijt. Nu, zovele
jaren later, is er slechts rond zijn hoektanden nog wat speling die een lichte
fluittoon veroorzaakt, als hij de s uitspreekt. Dit levert de volgende
slotregel op: ‘Vaak moet ik glimlachen bij de gedachte dat, wat ik ook zeg, de
echo van het verleden altijd wel een manier vindt om zich tussen mijn woorden
te verschuilen’.
De eerste van deze als ‘waar
gepresenteerde verhalen’ hebben meermaals zo’n doordacht einde, maar naarmate
het boek vordert leiden ze steeds vaker nergens heen. In het beste geval blijft
er je sporadisch een beeld bij, zoals dat van oom Mimis’ gammele Opel die in
twee breekt, of van de lijdensweg die de jonge Panayotopoulos onderging,
telkens als hij voor zijn vader retsina moest gaan kopen en tijdens het wachten
in de drankzaak de grofheden, schuine moppen en politieke prietpraat van de
verzamelde dronkaards over zich heen kreeg.
Zolang de
schrijver het over zijn ouders en zijn jongere broer heeft, zijn de met
familiefoto’s geïllustreerde verhalen overzichtelijk en bij momenten ook heel
herkenbaar, maar wanneer hij er zijn ooms, tantes, neven, nichten, peetvader,
buren en anderen bij betrekt, wordt het een onoverzichtelijk kluwen. Meermaals
valt hij in herhaling. Slechts zelden overstijgt hij de persoonlijke
anekdotiek. De vertaler van zijn kant doet wel zijn best om een groter kader te
scheppen met voetnoten bij vermelde locaties, de Griekse filmcultuur, het
schoolsysteem.
Van alle herinnerde familieleden, buren
en vrienden - de ‘nietsvermoedende bekransten’ zoals ze in de epiloog worden
genoemd - komt de inmiddels overleden vader van de schrijver het sterkst uit de
verf. Een leven lang werd die door onrechtvaardigheid en armoede achtervolgd,
aldus Nikos Panayotopoulos. Vooral aan hem is het boek dan ook een eerbetoon
geworden, zoals mag blijken uit het tienregelige slotverhaal ‘Handschrift’, dat
weliswaar eindigt met de ietwat ambigue bedenking: ‘Mijn vader kon prachtig
tekenen en schreef altijd in grote, indrukwekkende, zuivere letters met
wonderbaarlijk fraai afgewerkte krullen. Volgens mij heb ik gedurende heel mijn
leven niets anders gedaan dan proberen net zo mooi te schrijven als hij’.
Nikos Panayotopoulos: Handschrift, De Geus, Amsterdam, 2017, 158
p. ISBN 9789044538236. Vertaling van Grafikós charaktíras door David Cohen
deze pagina printen of opslaan