Amy Liptrot is opgegroeid op Orkney, een eilandengroep
ten noorden van Schotland. Haar ouders runden er een boerderij waarvan de grond
zich uitstrekte van de kust tot de hoger gelegen kliffen. Je had er onder meer
het door stapelmuren beschutte ‘lammerveld’, het ‘voorveld’ langs het pad naar
het huis en de ‘uitweer’. Op dit hoogstgelegen stuk kustland boven de boerderij
was het gras altijd kort, murw van de eeuwige wind en het stuivende zeewater.
Toen ze een
jaar of twintig was trok Amy Liptrot naar Londen en stortte zich er in het
uitgaansleven en de drank, maar mettertijd bleek het ongeremde geluk dat
alcohol beloofde altijd weer voor haar uit te vluchten. ‘Het was nooit genoeg,
tot het me te veel werd’, dat inzicht doet haar uiteindelijk de stap zetten
naar een ontwenningskliniek.
Het vervolg van haar strijd tegen de drankduivel leverde ze
op Orkney. Na tien jaar was ze weer thuis, maar wist eerst niet wat ze er aan
moest met al die heldere uren die haar dagen telden: drank had de leegte in het
leven niet kunnen wegnemen, maar geen alcohol vulde de leemte evenmin. In
afwachting van een nieuwe kantoorjob in Londen helpt ze eerst haar vader op de
boerderij – haar ouders zijn intussen gescheiden. Later gaat ze een hele zomer
’s nachts op pad om in het kader van een vogelbeschermingsproject de zeldzame,
bedreigde kwartelkoning op te sporen.
Het heilzame van dit werk zet
haar aan om nog dichter bij zichzelf te gaan leven en wel op Papay, een eiland
met slechts zeventig inwoners. Daar begint ze langzaam de wortels bloot te
leggen van de schadelijke gedragspatronen die haar bijna te gronde hadden
gericht. Ze legt een link tussen haar drankzucht en haar verlangen naar de manische
toestand zoals ze die kende van haar vaders bipolaire stoornis. Haar hang naar
troost en verlossing vergelijkt ze met de wens van haar extreem religieuze
moeder om door het transcendente te worden aangeraakt.
Hoe geïsoleerd ze ook woont, via
internet blijft ze wel geconnecteerd met de wereld. Ze gaat op zoek naar nieuwe
kennis en schoonheid. Ze leest over vloeistofdynamica en de wiskunde achter het
breken van golven, ze begint zich te verdiepen in het heelal en in fenomenen
zoals lichtende nachtwolken – ‘ijzige blauwe pluimen als een kruising tussen
bliksem en watten’. Ze wandelt veel om haar gedachten tot rust te brengen. Ze
had zich niet per se door het buitenleven willen laten meezuigen, maar het
gebeurt vanzelf en ze vindt er wel degelijk momenten in van voldoening en vuur.
De eerste
aanzet voor De uitweer is gegroeid
uit dagboekfragmenten die Amy Liptrot in de ontwenningskliniek schreef en uit
haar columns voor de natuurwebsite Caught
by the River. In Rose Cottage, haar koude en tochtige huurhuisje op Papay,
bracht ze verder de uitdaging onder woorden om uur na uur, elke dag opnieuw,
nuchter te blijven. Het moeizame van die strijd vertaalt zich soms in
herformuleringen, waarbij ze haar persoonlijke gevecht inbedt in telkens andere
aspecten van het soms eenzame, maar vaker verblindend mooie eilandleven.
Wanneer ze bijvoorbeeld na zwaar stormweer steen voor steen de stapelmuren rond
de boerderij heropbouwt, verbindt ze dit herstelwerk met de nieuwe banen die in
haar hersenen worden aangelegd, telkens als ze niet drinkt terwijl ze dat wel
wil. De uitweer is zodoende een
inspirerend relaas over hoop en doorzettingsvermogen alsook een ode aan de nog
grotendeels ongerepte natuur op Orkney.
Amy Liptrot: De uitweer, Ambo/Anthos,
Amsterdam 2016, 255 p. ISBN 9789026336638. Vert. van The outrun door Robbert-Jan Henkes. Distributie: VBK België
deze pagina printen of opslaan