Nederlands proza

BOEKEN NR. 10, NOVEMBER 2017

Aukelien Weverling : In alle steden: als koningen en honden

door Henk Van Viegen

Weverling mag graag de tijdgeest op de staart trappen, vandaar wellicht de aanbeveling van A.F.Th. van der Heijden op het omslag. In haar vorige roman, Het land (2013), onderzocht de schrijfster naar eigen zeggen wat precies die normen en waarden zijn waar premier Balkenende c.s. de Nederlandse identiteit mee dachten te definiëren en zo hoog mee van de toren bliezen. Ze kwam, kritisch, uit op bekrompenheid, eng eigen volk eerst en de alomtegenwoordigheid van de christelijke godsdienst.

Consequent doorredenerend, ziet ze in de toekomst waarin In alle steden speelt dus niet, zoals Houellebecq in zijn roman Onderworpen, een toegenomen islamisering, maar juist een Verenigd Christendom dat de regels bepaalt. Verder is er een ministerie van Desintegratie en rust op het noemen van ras en afkomst geen taboe meer (‘dat deden we vroeger niet’), er is zelfs sprake van een minderhedenrantsoen. Uiteraard speculeert Weverling ook vanuit het heden: de zorg zal voor de armen steeds ontoegankelijker worden, vervolgonderwijs is niet langer vanzelfsprekend (behalve als je geld hebt) en de kloof tussen arm en rijk is wel erg diep, en zeer zichtbaar.
 
Ook aan de titels van de romans zie je de opzet van een tweeluik, wat niet betekent dat je ze niet los van elkaar kunt lezen. Ongetwijfeld bedoeld als knipoog geeft ze beide hoofdpersonen, resp. Bette en Bennie, dezelfde achternaam: Overveen.

Deze Bennie, de ik-figuur, hoopt na zijn Breed Onderwijs een beurs te bemachtigen voor de opleiding tot architect, maar die wordt vergeven aan zijn voor die opleiding totaal ongeschikte jeugdvriend Basel. Na een tijdje op het ministerie van Volksvertrouwen als spreukenschrijver schopt hij het, mede dankzij zijn vader, tot journalist. Hij komt dan te wonen in de C-wijk. Met de Grote Vernieuwing wordt de stad ingedeeld in wijken al naar gelang status en inkomen. In A wonen de rijken, specialisten, professoren e.d. , in G ‘zetelt’ de absolute onderklasse.
 
Wijk C is gebouwd volgens het principe van de verticale stad: wonen , fitnessen en winkelen in hetzelfde gebouw als waar je werk is, met directe milieuwinst dus. Vrij bewust laat Bennie (al jaren drankzuchtig) een klus versloffen. Hij wordt ontslagen, waardoor hij terug moet naar F-niveau, afhankelijk wordt van de voedselbank en bezoek krijgt van een inspectrice/hulpverleenster. Ze noemt hem narcistisch, evenals zijn latere vriendin ‘De Roversdochter’, die hem, vrij toepasselijk, Kerouac doopt. Nu en dan heeft Bennie een baantje, waardoor hij wat schulden kan aflossen. Een van die baantjes, als tuinknecht bij een puissant rijke familie, eindigt tumultueus. Bennie geeft ze een soort afscheidstoespraak waarop de leider van een socialistische partij of Herman Heijermans trots zou kunnen zijn. Wat er ook gebeurt, Bennie blijft na elke teleurstelling ogenschijnlijk ongebroken, vol optimisme stort hij zich op een volgend baantje of helpt hij iemand die er nog slechter aan toe is.
 
Zoals in de meeste dystopieën (het boek heeft overigens een motto uit 1984) is Bennie de eenling, de onaangepaste; hij krijgt dan ook het etiket Specifiek Persoon opgeplakt. Hij wordt even het maatje van een andere loner, een kleine crimineel, Matthedeus. Die slaat in het beginhoofdstuk Basel aan gort, zonder dat Bennie ingrijpt. Een vreemde scène, die we pas helemaal aan het eind van het boek, dat overzichtelijk pendelt tussen verleden en verhaalheden, kunnen duiden.
 
Net als in Het land (in je-perspectief met bijzondere, soms onaffe zinnetjes, een moeder die bijna uitsluitend spreekt in uitdrukkingen) valt In alle steden op door het taalgebruik. Een raar soort spreektaal, ouderwets en modern, waarin allerlei uitdrukkingen origineel gebruikt worden of uit de bocht vliegen. Mijn indruk is dat de taal wat minder rijk wordt in de loop van de roman, maar het kan ook door gewenning of een zekere verveling (weer een knakker, weer een constructie met Maar mooi dat…..) komen, het zijn wel 241 pagina’s…

Maar goed, een literaire toestand-van-het-land-roman, daar heb je er maar weinig van. En dat die een beetje drammerig is, dat past wel bij zo’n soort roman, en ook bij de dystopie. Het boek is bovendien mooi vormgegeven, met een omslagtekening die vergroot ook op de schutbladen staat en die aansluiting vindt bij de bewerkte band.
 
Aukelien Weverling: In alle steden: als koningen en honden, Meulenhoff, Amsterdam 2017, 249 p. ISBN 9789029091169. Distributie: Lannoo 

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 3, MAART 2024

Binnen in de aarde is een berg

Hester Knibbe

De zomers

Ronya Othmann

Het mensenschip

Autran Dourado

Onze James. De vrouwen van Ensor

Jan Bultheel, Eric Min (nawoord)

Woestijnpassages

Emmelien Kramer

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 3, MAART 2024

Een toren van tijgers

Lizette de Koning, Gareth Lucas (ill.)

Eenbeen

Thijs Goverde

Roofvogels. De mooiste en machtigste dieren in de lucht

Walter De Raedt, Joris De Raedt (ill.)

Salto

Arndís Thórarinsdóttir, Linde Faas (ill.)

Springlevend

Saskia de Bodt

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri