Vertaald proza

BOEKEN NR. 10, NOVEMBER 2017

Yusuf Atılgan: Hotel Moederland

door Laurent De Maertelaer

Sinds kort kan Uitgeverij Jurgen Maas er prat op gaan het volledige romanoeuvre van de grote Turkse schrijver Yusuf Atılgan (1921-1989) op de fondslijst te hebben.  Anderhalf jaar na haar lovend ontvangen vertaling van Atılgans debuut De lanterfanter (1959) vertaalde Hanneke van der Heijden op even sublieme wijze nu ook zijn tweede roman, Hotel Moederland (1973). Met gedurfde vormexperimenten tilt Atılgan dit duistere verhaal over een vereenzaamde man die langzaam wegglijdt in waanzin naar ongekende literaire hoogtes. Hotel Moederland — opgenomen in de Schwob-selectie van 2018 — is een vergeten maar onvergetelijk meesterstuk dat een ruim lezerspubliek verdient.
 
Atılgans oeuvre beperkt zich tot de twee nu in het Nederlands vertaalde romans (een derde, Canistan, bleef onvoltooid en verscheen postuum in 2000), een toneelstuk, een kinderboek en enkele korte verhalen. Desondanks is zijn invloed op de moderne Turkse literatuur van onschatbare waarde. Zo dweept succesauteur Orhan Pamuk openlijk met Atılgans oeuvre, in het bijzonder met Hotel Moederland.  
 
Atılgan groeide op in Manisa, een middelgrote stad aan de westkust van Turkije die in de Grieks-Turkse oorlog werd verwoest. De Atılgans verhuisden naar een nabijgelegen dorp en werden landbouwers. Yusuf studeerde literatuur aan de universiteit in Istanbul en volgde een lerarenopleiding bij het leger. In 1945 werkte hij voor een jaar als docent aan de militaire academie in Akşehir. Daar werd hij ervan beschuldigd communist te zijn. Een militaire rechtbank veroordeelde hem tot zes maanden gevangenis en hij werd ontslagen uit het leger. Na dit debacle trok Atılgan zich terug op het platteland met het ijdele plan net als zijn vader boer te worden. Maar in de plaats van op de akker vond hij zijn vaste stek aan de schrijftafel. Na verschillende vruchteloze pogingen om een roman te schrijven, publiceerde hij in 1959 De lanterfanter. Het boek werd (en wordt) geprezen om zijn stilistische prouesse. Veertien jaar later voltooide hij Hotel Moederland, na schier eindeloze versies en herwerkingen.
 
Zebercet is drieëndertig en baat in een niet nader genoemde provincieplaats in het zuidwesten van Turkije een gammel hotel met amper negen kamers uit. Het aftands gebouw behoorde ooit toe aan zijn aan lager wal geraakte grootvader. Het bed waarin hij werd geboren staat nog steeds in een van de kamers. Zijn schimmig cliënteel bestaat uit landbouwers, militairen, marktkramers, rondreizende acteurs, veetelers, studenten, prostituees en minnaars-voor-één-nacht. Zebercet is vervreemd van de kleine stadsgemeenschap en heeft geen vrienden. Hij verlaat nauwelijks het hotel, een schuiloord waar hij zich veilig voelt. Hij teert op routine: elke dag staat hij op om zes uur ’s morgens, om zeven uur drinkt hij thee met één suikerklontje, gaat om de vier weken naar de kapper, om de zes maanden naar het badhuis en botviert bijna dagelijks zijn lusten op de dienstmeid Zeynep, die sinds haar zeventiende na een mislukt verstandshuwelijk bij hem inwoont.
 
Zebercets monotoon bestaan wordt abrupt doorprikt wanneer een knappe vrouw — ‘de vrouw die met de vertraagde trein uit Ankara was gekomen’ — voor één nacht zijn gaste is. Hoewel haar verblijf kort is en ze nauwelijks contact heeft met Zebercet, raakt hij door haar geobsedeerd. Wanneer ze de volgende ochtend vertrekt, vertelt ze hem dat ze familie op het platteland gaat bezoeken en over een week zal terugkomen om in het hotel te overnachten. Het boek start drie dagen na haar vertrek. Om er bij haar terugkeer piekfijn uit te zien, scheert Zebercet zijn snor af en koopt hij nieuwe kleren. De kamer waarin zij sliep weigert hij nog te verhuren. Sterker nog, hij maakt er een soort schrijn van: hij gaat er slapen, ververst de lakens niet, minnekoost de trui en handdoek die ze achterliet, masturbeert er en fantaseert over een lichamelijke vereniging met de vrouw. De sfeer wordt steeds beklemmender en dreigender. De afdaling naar de totale zinsverbijstering is ingezet.
 
Na een week is de vrouw niet terug, maanden later evenmin. Zebercets irrationele obsessie neemt de overhand. Wanneer hij het kopje waaruit de vrouw haar thee dronk per ongeluk breekt, gaat hij door de rooie. Hij pleegt een moord en heeft brandend van gewetenswroeging een soort visioen waarin hij terechtgesteld wordt voor het doden van de kat die in het hotel woont. Hij sluit voor onbepaalde tijd het hotel en trekt er op uit, tegen al zijn gewoontes in. Bij een hanengevecht maakt hij kennis met een jongeman die hem meelokt naar de bioscoop. Daar ontstaat een flirtpartij, maar Zebercet panikeert en druipt af naar het hotel. De lezer zit vanaf dan midden in Zebercets duizelingwekkende koortsdroom, die onafwendbaar afstevent op een dramatisch einde.

De verteltrant houdt gelijke tred met Zebercets mentale staat: er flitsen glimpen van een noodlottige familiale ondergang voorbij, wrange fragmenten van geweld, flarden van herinnerde dialogen en oprispingen van onverwerkte seksuele trauma’s. De narratieve draden die de roman samenhouden beginnen langzamerhand te ontrafelen. Het meer traditionele proza maakt mondjesmaat plaats voor een modernistisch getinte stijl, aangejaagd door hitsige streams of consciousness en een ontregelende mengeling van verbeelding, dromen en werkelijkheid.
 
Die beklijvende disruptie bereikt Atılgan aan de hand van talrijke vormelijke experimenten. Zo gebruikt hij in de openingspagina’s ronde, vierkante en punthaken om verschillende niveaus in de verteltijd aan te duiden. Of introduceert hij de diverse plaatsen delict en personages in korte paragrafen waarboven hij koppen in hoofdletters zet. Wanneer de waanzin overheerst laat Atılgan de syntax geleidelijk ontsporen: interpunctie en hoofdletters verdwijnen, het perspectief wijzigt van een alwetende verteller naar een ik-verteller en het aanvankelijk objectief register van de vertelinstantie verandert in een broeierige, verinnerlijkte telegramstijl (en komt in cursief te staan).
 
Van der Heijden geeft in haar boeiend nawoord weer hoe deze vormexperimenten ervoor zorgden dat Hotel Moederland in Turkije door sommigen werd onthaald als een anti-roman. De vergelijking die Van der Heijden maakt met dat andere vormelijk meesterwerk uit de Turkse literatuur, Het leven in stukken (1972) van Oğuz Atay, is in dit opzicht revelerend. Een diepere lezing van Hotel Moederland brengt evenzeer een verhulde kritiek aan het licht op een veranderende maatschappij die meer en meer in een ideologisch keurslijf kwam te zitten. Ook het feit dat Atılgan er niet voor terugschrok om over seksualiteit te schrijven — de vrij expliciete seksuele passages in Hotel Moederland waren de aanleiding voor de Turkse autoriteiten om het boek van de lijst ‘Honderd basiswerken’ te verwijderen—, maken hem tot een pionier die de Turkse letteren de moderniteit binnenloodste.
 
De existentiële radeloosheid en het centraal stellen van het individu in Hotel Moederland doen denken aan de werken van Albert Camus, in het bijzonder L’étranger. De ongebruikelijke vertelvorm en de ingenieuze toepassing van streams of consciousness brengen dan weer William Faulkners The sound and the fury (1929) voor de geest. Maar de roman die naar mijn gevoel het dichtst aanleunt bij Atılgans boek is De blinde uil (1937) van de Iraanse cultschrijver Sadegh Hedayat (1903-1951), toeval of niet maar ook een titel die — in januari 2018 — verschijnt bij Uitgeverij Jurgen Maas én eveneens in de Schwob-selectie van dat jaar zit.  
 
De blinde uil is het ontluisterende verhaal van een gestoorde die zijn vrouw vermoordde en een groot deel van zijn leven in een instelling doorbrengt. De onbetrouwbare verteller schrijft aan zijn schaduw die de vorm van een uil heeft. Hij bekent zich aangetrokken te voelen tot jongens. Hij kwijnt weg van wroeging en denkt aan zelfmoord. Zebercet heeft heel wat raakpunten met de verteller uit De blinde uil. Beiden zijn moordenaars, beiden worden gekweld door hun geweten, beiden hebben een onduidelijke seksualiteit ( cfr. ‘zebercet’ is Turks voor het mineraal ‘olivijn’, terwijl het gebruikelijk is in Turkije om enkel meisjes naar een edelsteen te vernoemen), beiden lijden onder visioenen en zijn krankzinnig. Er schuilt een mooie scriptie in de vergelijkende studie van deze twee romans, zoveel is zeker.
 
Laat het duidelijk zijn: Hotel Moederland snijdt door merg en been. Het is het soort roman dat je daags na de lectuur blijft achtervolgen. Het dwingend ritme, de krachtige beelden, de tastbare kwelling, de unieke vertelvorm: deze roman is een verbluffende tour de force van een wonderbaarlijk auteur.
 
Yusuf Atılgan: Hotel Moederland, Jurgen Maas, Amsterdam 2017, 202 p. ISBN 9789491921339. Vertaling van Anayurt oteli door Hanneke van der Heijden. Distributie: EPO

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 10, DECEMBER 2024

Dius

Stefan Hertmans

Kruisende lijnen

Junichiro Tanizaki

Memoires van een kip. Een Palestijnse fabel

Ishaq Musa Al-Husseini

We moeten ‘misschien’ blijven denken

Esther Jansma

Wij van de Ripetta

Thomas Lieske

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 10, DECEMBER 2024

De wens, of Het ware verhaal van Titi en Tony

Tereza Horvathova , Michaela Kukovicova (ill.)

Het is rood en rond…

Jan Jutte

Ludas en Bontje

Jan Paul Schutten, Sanne te Loo (ill.)

Wie heeft Steef opgegeten?

Susannah Lloyd, Kate Hindley (ill.)

Wij, ervoor en erna

Jenny Valentine

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri