‘Een blik in de
parallelle literaire wereld’. Een woordje uitleg van de vertaler
Ongeveer een
Russisch mensenleven. Zoveel tijd zat er tussen de creatie en de publicatie van
De Manon Lescaut van Tourdeille van
Vsevolod Petrov (1912-1978). Deze oorlogsnovelle verscheen voor het eerst in
2006, in het Russische tijdschrift Novyj
mir. Vorig jaar werd de novelle door uitgeverij Ivan Limach ook in boekvorm
uitgebracht, toepasselijk genoeg in Sint-Petersburg, de geboortestad van de
auteur. Wanneer precies Petrov zijn novelle schreef, is niet met zekerheid
geweten. Vermoedelijk schreef hij ze in 1946, als reactie op de toen pas
verschenen roman Reisgenoten van Vera
Panova over een bont Sovjetgezelschap dat als personeel van een sanitaire trein
in de Tweede Wereldoorlog een collectieve bijdrage levert aan de overwinning op
de vijand.
De Sovjetmacht weggegomd
Samen
met Viktor Nekrasovs In de loopgraven van
Stalingrad vormde Panova’s Reisgenoten
de literaire sensatie van de onmiddellijk naoorlogse periode. Terwijl zij in
1947 bekroond werden met Stalinprijzen, respectievelijk van de Eerste en de
Derde Klasse, bleef de novelle van Petrov in de lade liggen. Hij heeft het bij
leven ook nooit ter publicatie aangeboden. Tijdens de zogenaamde mini-dooi,
waarmee de onmiddellijke naoorlogse periode door Russische literatuurhistorici
als Dmitri Bykov aangeduid wordt, of zelfs tijdens de dooi, maakte het geen
schijn van kans. Daarvoor was het te compromisloos. Niet dat het een openlijke
aanval bevat op de Sovjetrealiteit. Wel omdat de Sovjetrealiteit er meesterlijk
in genegeerd wordt, ontkend zelfs, zowel door het hoofdpersonage als door de
auteur. Symptomatisch is dat het woord ‘kameraad’ door Petrov enkel gebruikt
wordt in zijn voorrevolutionaire betekenis. De Russische criticus Andrej
Oeritski schreef hierover in NLO
(2007, Nr. 85): ‘De Sovjetmacht is weggegomd, vergeten, van haar is geen spoor
of geluid te bekennen. Ze interesseert Vsevolod Petrov niet.’ De auteur is de
grootmeester van het escapisme.
Kroniek van een
liefde
Terwijl oorlog het hoofdthema is van Panova’s Reisgenoten en van Nekrasovs In de loopgraven van Stalingrad, is die
in De Manon Lescaut van Tourdeille
eigenlijk niet veel meer dan de setting. Het wordt uit de tekst zelf ook niet
duidelijk tegen wie gevochten wordt. Meer dan een oorlogsnovelle is het een
liefdesnovelle. Daarom draagt het werkje ook als ondertitel ‘Kroniek van een
liefde’. In eenendertig korte, gedistilleerde hoofdstukken, schetst het de
verliefdheid van een naamloze ik-persoon, te herkennen als een
vertegenwoordiger van de voorrevolutionaire Peterburgse intelligentsia, die
tijdens de Tweede Wereldoorlog als militair arts tewerkgesteld is in een
sanitaire trein. Hij is geen positieve held in de zin van het socialistisch
realisme. Hij is een individualist, die zich geen deel voelt van het
collectief. Tegenover enthousiasme om te strijde ten trekken voor de
Sovjetstaat, stelt hij verlammende doodsangst. Die probeert hij te bezweren met
een vlucht in de achttiende eeuw. Wanneer het treinpersoneel zich overgeeft aan
gezangen, glipt hij weg om Die Leiden des
Jungen Werthers te lezen – uiteraard in het Duits.
Zijn vlucht uit de oorlog en uit
de Sovjetrealiteit gaat gepaard met een pathetische verliefdheid op Vera
Moesjnikova, een aantrekkelijke en kokette droezjinnitsa (in de Tweede Wereldoorlog sloeg de term ‘droezjinnitsy’ op vrijwel
ongeschoolde vrouwen die massaal ingezet werden om gewonde soldaten van het
slagveld te halen en te verzorgen), in wie hij trekken van de achttiende
eeuw ontwaart. Zij doet hem denken aan de Franse koningin Marie Antoinette en
meer nog aan Manon Lescaut, de frivole en promiscue heldin van de gelijknamige
achttiende-eeuwse Franse schandaalroman. Die associatie is een vloek. Met de
Manon Lescaut van Petrov loopt het even slecht af als met die van Abbé Prévost.
Maar niet vooraleer de romantische held met haar een tijdloze plattelandsidylle
beleeft in het dorpje Toerdej – dat hem Bretons in de oren klinkt, als
Tourdeille. Omdat die idylle ooit bestaan heeft, al was het maar voor hemzelf,
kan hij ernaar terugkeren wanneer alles is verwoest, als naar een eiland. In de
novelle wordt de creatie van dat eiland op mysterieuze wijze aangekondigd:
‘De tijd was ietwat schuin gaan
lopen: hij verbond het verleden niet met de toekomst, maar leidde me ergens
heen.’
In het
nawoord bij deze novelle (dat een prima voorwoord zou zijn, als het niet zo
veel details van de plot verried) legt de emigré Oleg Joerev het belang uit van
De Manon Lescaut van Tourdeille, die
hij ‘een sleutel tot het raadsel van de Russische cultuurgeschiedenis’ noemt.
De novelle gunt ons een blik in de parallelle literaire wereld zoals die onder
Stalin bijna onzichtbaar naast de officiële literatuur bestond. Vsevolod Petrov
heeft zijn werk nooit ter publicatie aangeboden, maar hij las het wel af en toe
voor aan vrienden, op verjaardagen. Zelf was Petrov, die stamde uit een oud
adellijk geslacht, afkomstig uit de kring rond de befaamde dichter van de
Zilveren Eeuw Michail Koezmin (1875-1936), die in weerwil van de Sovjets de
erfenis van het modernisme levend probeerde te houden. Het is onder diens
invloed dat Petrov zelf begon te schrijven. Zijn Manon Lescaut van Tourdeille droeg hij ook op aan Koezmins
nagedachtenis, waarmee hij aan de lezer of luisteraar ook meteen te kennen gaf
niets met de officiële Sovjetliteratuur te maken te hebben. In de jaren dertig
was hij bevriend met de avant-gardistische dichters Daniil Charms (1905-1942),
Nikolaj Olejnikov (1898-1937) en andere halve en hele oberioeten. Over de
eerstgenoemde heeft Petrov unieke memoires nagelaten, waarin hij schreef dat
het lot hem had voorbestemd om ‘de laatste vriend van Charms te worden’. De
absurdist droeg een van zijn late verhalen uit de bundel ‘Voorvallen’ op aan
Petrov.
De
kringen rond Koezmin en de oberioeten werden opgerold door het lot en de NKVD.
Het leven van Vsevolod Petrov ging verder. Voor en na de Tweede Wereldoorlog,
waaraan hij vanaf juli 1941 deelnam als militair, verdiende hij zijn brood als
werknemer van het Russisch Museum. Hij werkte er als pupil van de befaamde
kunstkenner Nikolaj Poenin, die hem voorstelde aan zijn toenmalige vrouw
Achmatova. Ten gevolge van beschuldigingen van formalisme en een hetze tegen
Poenin, werd Petrovs positie in het Russisch Museum tegen 1949 onhoudbaar. Hij
slaagde erin om zich heruit te vinden tot onafhankelijk literator. Hij schreef
biografieën van populaire schilders. Onder Chroesjtsjov en Brezjnev groeide hij
uit tot een gerespecteerd kunsthistoricus. Nog altijd is zijn magnum opus Mir isskustva (De kunstwereld), over de
gelijknamige voorrevolutionaire kunstenaarsbeweging, een standaardwerk voor
Russische kunstkenners.
Toen het stoffelijk overschot van Vsevolod Petrov in 1978
werd geplaatst naast dat van zijn vader, een beroemd oncoloog, in Komarovo bij
Leningrad, kende bijna niemand hem als bellettrist. Maar daarmee was het
laatste woord over De Manon Lescaut van
Tourdeille nog niet gezegd. Niet voor niets is het motto van deze novelle
de dichtregel ‘Nog niet dood is de bekoring’, ontleend aan het gedicht ‘Ja
Moezoe joenojoe, byvalo’ (1824) van de romanticus Vasili Zjoekovski. Daarin
betreurt de dichter dat de inspiratie hem verlaten heeft. Niettemin is hij
hoopvol, want hij wordt beschenen door de ster van het ‘Genie van de zuivere
schoonheid’. De geciteerde dichtregel roept automatisch het volgende vers op,
tevens de slotregel van het gedicht: ‘Het verleden zal eens herleven’. Het
eilandje dat Petrov in volle Stalintijd voor zichzelf en zijn vrienden heeft
gecreëerd kan nu ook aan ons ontsnapping bieden.
Vsevolod Petrov: De Manon Lescaut van Tourdeille, Editie
Leesmagazijn, Amsterdam 2017, 135 p. ISBN 9789491717444 . Vertaling van
Turdejskaja Manon Lesko door Pieter Boulogne. Distributie: Elkedag
Boeken
deze pagina printen of opslaan