René Char, magiër van
het onzekere
Uitgeverij
IJzer werkt gestaag en onverdroten aan een heuse René Char-bibliotheek. Na de
eerste integrale vertaling van het vroege, surrealistische De onbeheerde hamer, inclusief het toemaatje Eerste molen (respectievelijk Le
marteau sans maître, 1934 en Moulin
premier, 1936 ), is er nu — amper een jaar later — Woede en mysterie, Chars belangrijkste werk en volgens de
publiekspeiling van Le Monde in 1999
een van de beste 100 boeken van de twintigste eeuw.
Wellicht om aan te geven dat er
nog delen zullen volgen, is Woede en
mysterie op een identieke manier als De
onbeheerde hamer uitgegeven: het is wederom een gebonden editie met
stofomslag en leeslint, in een strakke, sobere vormgeving en verschenen in een
gelimiteerde, genummerde oplage (311 voor De
onbeheerde hamer, 100 meer voor Woede
en mysterie). Bovendien gaat het telkens om een tweetalige editie met
integrale vertalingen die voorzien zijn van een uitgebreid notenapparaat, een
korte inleiding, een nawoord en een beknopte bibliografie. Beide vertalingen
zijn van de hand van Anno Lampe, die ook de inleidingen, de toelichtingen en
noten verzorgt.
In de Poëziekrant (‘René Char
jammerlijk verknoeid’, jaargang 41, nummer 4) maakte dichter, criticus en
literair vertaler Bart Vonck brandhout van Lampes vertaling van Le marteau sans maître. Vonck eindigt
zijn vlammende recensie met de woorden: ‘Ik hoop dat uitgeverij IJzer goed nadenkt
alvorens ze ook de vertaling van Fureur
et mystère aan deze moordende hand uitlevert.’ Niet dus, want Lampe vertaalde
Woede en mysterie en helaas is ook
die vertaling in hetzelfde bedje ziek. Meer dan eens — toegegeven, minder dan
in De onbeheerde hamer — zijn de
keuzes van de vertaler onbegrijpelijk of doen ze op zijn minst de wenkbrauwen
fronsen.
In ‘Violences’ bijvoorbeeld
wordt ‘Des fleurs serviles se recueillent’ vertaald als ‘Slaafse bloemen
concentreren zich’. ‘Concentreren’ is een verrassende vertaling van het
werkwoord ‘recueillir’ (verzamelen, plukken). Een beetje verder, in
‘Envoûtement à la Renardière’ vertaalt Lampe ‘Dès lors que les routes de la
mémoire se sont couvertes de la lèpre infaillible des monstres […]’ als: ‘Sinds
de wegen van het geheugen werden bedekt met de onvermijdelijke melaatsheid van
de monsters’. ‘Infaillible’ betekent ‘onfeilbaar’, ‘foutloos’, niet
‘onvermijdelijk’. Dit zijn maar enkele voorbeelden uit de eerste bundel ‘Seuls
demeurent’. Lampe trekt zijn wispelturige vertaallijn over het hele boek door.
Eerlijkheidshalve dient gezegd dat Lampes vertaling vaak ook elegant,
vindingrijk en raak is. Jammer genoeg ontsieren fouten zoals deze hierboven
deze inspanning.
In de inleiding bij De onbeheerde
hamer stelde Lampe (een microbioloog en kunstverzamelaar) dat zijn
vertaling probeert ‘een hulpmiddel te zijn, een interpretatie van
niet-alledaags Frans.’ Deze stelling parafraseert hij in de inleiding bij Woede en mysterie: ook hier gaat het over
‘hulp’ en ‘een houvast’ bieden, alsof de vertaler zichzelf opnieuw wil
indekken. Ondertussen is duidelijk dat Lampe het Italiaanse traduttore, traditore (‘vertaler,
verrader’) aanhangt. Daarentegen, in de twee erg uitgebreide notenapparaten
(voor elk deel telkens tussen de 70 en 80 pagina’s) maakt Lampe veel goed: deze
zijn bijzonder leerrijk en verhelderend, garanderen een diepere lectuur en
zetten aan tot nadere beschouwingen. Lezers die het Frans voldoende beheersen
om de vertaling te toetsen aan het origineel, zullen zich af en toe ergeren aan
de bokkensprongen van de vertaler. Wie het Frans minder machtig is, zal erover
lezen en de diepgang van Chars verzen waarderen mede dankzij de toelichtingen.
Fureur et mystère bevat verschillende dichtbundels
die Char schreef tussen 1938 en 1947. Woede
en mysterie bestaat uit drie grote delen: ‘Seuls demeurent’ (1938-1944),
‘Feuillets d’Hypnos’ (1943-1944) en het zelf ook weer uit drie delen bestaande
derde deel: ‘Les loyaux adversaires’ (zonder jaartal), ‘Le poème pulverisé’
(1945-1947) en ‘La fontaine narrative’ (1947). De afzonderlijke delen
verschillen sterk van elkaar wat vorm en inhoud betreft. Elk deel krijgt in het
notenapparaat een uitgebreide inleiding, de meeste van de gedichten worden apart
toegelicht.
Het
eerste deel van Woede en mysterie, de
bundel ‘Seuls demeurent’, bestaat uit drie subdelen. Het eerste,
‘L’avant-monde’, is een geheel van tweeëndertig prozagedichten over de
creatieve daad van het dichten en de dichter als activist. Char gebruikt hier
vooral beelden uit de sterrenkunde en de mythologie, maar ook de natuur krijgt
een prominente plaats. Het tweede deeltje, ‘Le visage nuptial’, is een lyrisch
intermezzo van vijf liefdesgedichten. Het wordt gevolgd door het laatste
onderdeel van ‘Seuls demeurent’, ‘Partage formel’: vijfenvijftig aforistische
fragmenten waarin Char de balans van zijn dichterschap opmaakt, afgesloten met
het mooie prozagedicht ‘Mission et révocation’.
De kern en het absolute hoogtepunt
van Woede en mysterie is het tweede
deel, ‘Bladen van Hypnos’. Deze indrukwekkende bundel omvat
tweehonderdzevenendertig aantekeningen (‘feuillets’ of ‘bladen’) en een
afsluitend gedicht ‘De eiken roos’, gemaakt tussen 1943 en 1944. De reeks toont
aan wat poëzie in oorlogstijden voor Char betekende. In die woelige periode was
hij de leider van een verzetsgroep die wapendroppings organiseerde vanuit het
dorp Céreste in de Provence. Prachtig is het gedicht aan Marcelle Pons, Chars
geliefde en mede-maquisard (‘ma renarde’ noemde hij haar, naar het vos-embleem
van de maquis). Het oorlogsdagboek De
ziel van het gebergte van Marcelles dochter Mireille Sidoine-Audouy
(eveneens uitgegeven door IJzer en vertaald door Anno Lampes partner Lex
Plompen; Lampe zelf schreef een nawoord) is essentiële secundaire lectuur voor
een goed begrip van de raadselachtige bundel. De belangrijkste thema’s in
‘Bladen van Hypnos’ zijn de plaats van poëzie en de dichter in tijden van
oorlog (de verbeelding, de schoonheid, de muze), de verzetsbeweging (de
kameraadschap tussen de strijders, de tactiek van de maquisards, grafmonumenten
voor gesneuvelde kameraden, de minachting voor collaborateurs), het mystieke
van de natuur en de onschuld van het kind.
Na de apocalyptische gedichten
van ‘Bladen van Hypnos’ volgt met ‘Loyaux adversaires’ een lyrische, bijna
idyllische onderbreking van dertien gedichten. In het volgende onderdeel, ‘Le
poème pulvérisé’ plooit de dichter Char op zichzelf terug. In deze twintig
teksten, meestal in proza, dagzoomt het mysterie. Het gedicht is meer dan
esthetiek, het is de plaats waar schoonheid, liefde en het onzekere elkaar
ontmoeten. Het ‘verpulverde gedicht’ bouwt op ‘het oude’ verder aan ‘het
nieuwe’. Het is ook de bundel waarin Char de fysieke liefde tussen man en vrouw
onverbloemd bezingt. De negen gedichten van 'La fontaine narrative’ sluiten
Woede en mysterie af. Poëzie is een eeuwige 'bron', die steeds zal blijven
‘verhalen’.
Tijdens
de oorlog wilde Char niet publiceren, maar om een stem te geven aan zijn woede
over de oorlogswaanzin bleef hij wel schrijven. Voor hem zijn poëzie en
waarheid synoniemen: de verbeeldingskracht van de dichter schept hoop op een
nieuwe toekomst. Die ongrijpbare kracht is het mysterie: ‘Woede en mysterie, om
beurten verleidden en verteerden ze hem [de dichter]’.
Char vertalen is zeker een
uitdaging. Hij staat te boek als een moeilijk dichter en dat is niet onterecht.
Maurice Blanchot schreef over hem: ‘[…] sa poésie est révélation de la poésie,
poésie de la poésie.’ Zijn stijl is compact, meerduidig, aforistisch en sterk
metaforisch. Hij gebruikt vaak filosofische beelden, verwijst naar mythologie,
alchemie of religie, plaatst zijn poëzie in een groter perspectief. De intense
muzikaliteit, met de vele speelse klankeffecten, en de aangehouden luciditeit
maken Chars gedichten dan weer toegankelijk, vooral in zijn schitterende
liefdesgedichten en onvergelijkbare verzen over de natuur. Zijn poëzie heeft de
reputatie hermetisch te zijn. Niets is minder waar: Char wil wel degelijk een
boodschap overbrengen, begrepen worden, het mysterie oproepen. Dat vraagt soms
een extra inspanning van de lezer. In gedicht XLI uit de bundel ‘Partage
formel’ klinkt het als volgt:
‘In de dichter huizen twee zekerheden: de eerste geeft
onmiddellijk haar hele betekenis prijs in alle varianten waarin de externe
werkelijkheid zich voordoet; ze graaft zelden diep, is alleen adequaat; de
tweede bevindt zich geïntegreerd in het gedicht, ze verwoordt de bevelen en
interpretaties van de machtige en grillige goden die in de dichter wonen,
geharde zekerheid die niet verslapt of uitdooft. Haar hegemonie is kenmerkend.
Uitgesproken beslaat ze een aanzienlijk gebied.’
De tweede betekenis moet de
lezer zien te achterhalen. Wanneer die onderliggende betekenis — ‘de hoogste
graad van het begrijpelijke’ — zich openbaart, dan is dat een moment van
epifanie. Onversneden en puur leesgenot. Die gelukzaligheid overvalt eveneens de
dichter:
‘Dichter
zijn betekent zin hebben in een gevoel van onbehagen, waarvan de beleving
[consommation], te midden van de wervelingen van al wat bestaat en wordt
voorzien [pressenties], op het moment van verdwijnen [,] het geluk oproept.’
En zo is Chars
poëzie niet enkel synoniem met woede en mysterie, maar ook met waarheid en
zielsverrukking. In Blad 237 luidt het: ‘In onze duisternis is er niet een
ruimte voor Schoonheid. Alle ruimte is voor Schoonheid’. Dat is exact wat Chars
poëzie voor elkaar krijgt: plaats maken voor een unieke en onevenaarbare
schoonheid.
René
Char: Woede en mysterie, IJzer, Utrecht 2017, 464 p. ISBN 9789086841523.
Vertaling van Fureur et mystère door Anno Lampe. Distributie: EPO
deze pagina printen of opslaan