Poëzie

BOEKEN NR. 2, FEBRUARI 2018

Ernst Jandl: poëzieklysma

door Carl De Strycker

Hoewel zijn taalexperiment in het conservatieve Oostenrijk niet meteen in de smaak viel – hij moest naar Zwitserland en Duitsland uitwijken om een uitgever te vinden – werd Ernst Jandl een van de meest geliefde Duitstalige dichters en een graag gezien gast op het podium: als een popster trad hij op voor zalen van duizenden toeschouwers. Dat had te maken met zijn aanstekelijke voordracht (hier te beluisteren of hier), maar ook met het type poëzie dat hij schreef. Het beroemdst zijn vast zijn klankgedichten en concrete poëzie, maar hij bleef ook gedichten schrijven waarin de taal niet tot geluid of beeld werd herleid, maar wel telkens speels wordt gehanteerd om een duidelijk en meestal onprettige boodschap te brengen.  
 
Uit de bundel idyllen, die uiteraard alles behalve idyllische taferelen bevat, heeft Erik de Smedt – die zich nog maar eens een onvermoeibaar promotor van experimentele Duitstalige literatuur toont – nu 33 gedichten naar het Nederlands vertaald onder de titel poëzieklysma oftewel een ‘“poëtische darmspoeling” voor alles wat hem kwelde, maar ook voor wat hem een leven lang tegenstond in een al te harmonische kunst- en literatuuropvatting: schone schijn, verdringing en gepronk met eeuwige waarden’, zoals De Smedt in de inleiding toelicht.
 
poëzieklysma is een bloemlezing geworden die een prima beeld geeft van de latere Jandl die met zijn wrange grapjes toch maar mooi zegt waar het op staat, ook al ironiseert hij dat zelf in het gedicht ‘weten, zeggen’, waarin een rist kunstenaars (muzikanten, beeldhouwers, architecten…) langskomen die ‘weten wat ze zeggen’ met hun kunst. Wanneer als laatsten de dichters worden behandeld dan luidt het:  
 
‘daarentegen de dichters met hun woorden
weten die wat ze zeggen
wat ze in waarheid met hun woorden zeggen
weten dat ooit de dichters’
 
De bloemlezing opent met een aantal van dit soort gedichten die het idee van de lyriek als edele kunst flink onderuit halen. In de andere gedichten wordt vervolgens het beeld van de mens als verheven wezen geïroniseerd. Je vindt cynische grapjes zoals in de ‘doktergedichten’ waarin een dokter niet vriendelijk en bezorgd is, maar gewoon knalhard en onbeschaamd zegt wat hij echt denkt, naast absurde dialogen zoals in ‘na de reis’ of in het lange ‘ouder wordend koppel. een oratorium’. Daarin hebben een man en een vrouw de liefde met elkaar bedreven, wat in de commentaartekst op romantische wijze als volgt wordt beschreven:
 
‘ze hadden gevreeën zoals ervoor nooit
twee mensen met elkaar hadden gevreeën’  
 
of  
 
‘ze hadden elkaar zo innig liefgehad
hun leven is hun liefde had iedereen gedacht’  
 
en de verteller blijft maar synoniemen vinden voor die grote liefde. Heel anders klinkt het echter als de vrouw zelf aan het woord komt:  
 
‘jij verdomd ouwe klootzak
helemaal verkalkt die hersens van je
helemaal verkalkt
jij eikel de pis maar van je broekspijp
druipen en merken doe je het niet eens’
 
en in die tirade wordt ons geen enkel gênant detail bespaard. Niets geen idyllen dus, maar anti-idyllen die alles wat naar romantiek zweemt genadeloos ontmaskert. Daarmee is Jandls poëzie radicaal, niet alleen in zijn taalbehandeling, maar ook inhoudelijk. De puike vertaling van Erik de Smedt brengt dat naadloos over.

Ernst Jandl: poëzieklysma, Uitgeverij Vleugels, Bleiswijk 2017, 48 p. Vertaling Erik de Smedt. ISBN 9789078627388. 

deze pagina printen of opslaan



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri